De golven die er tegen breken
Hebben geen andre kusten aangeroerd.
– J.J. Slauerhoff

Geen kent het S.O.S.-gesein geenzijds der zinnenkim
en dat aan de boôm van onze ziel er sprieten steken
die alleen het trillen vatten
van gene zijde
– Paul van Ostaijen

I

wie naar de leegte wil uitvaren, hijse z’n ziel aan z’n strot

II

zee was er, zee zonder breedtegraad
zonder ooster-, zee zonder westerlengte

er was een zee van onaangelengde leegte
tussen de nog niet uitgegraven havens waarin

een binnenvaartschip had willen binnenvaren
afmeren, ontschepen dat door een aflandige wind afdreef

en werd uitgestoten in die zee waarin
vol opgetuigd, het dan scherp aan wat heet
een noord-, dan scherp aan een zuidwester zeilde

dan voor zo lang als het duurde aanlegde
aan de zilverende kade van een windstille maan
waar het sterk water innam, woordballast, zaadbollen

over die zee bleef het onzekere coördinaten
van mogelijke eilanden rondseinen

tot ergens de magneet van een haven was opgedolven
die het van zijn landziekte zou kunnen genezen

I (verv.)

zelfs de vlakste zee verbergt nog wel ergens een schipbreuk
het dorste land bevat een meer voor wie zoekt te verdrinken

III

in het vooronder de man op zijn bed

steeds accurater zijn worp, nauwelijks

één parel valt nog naast het vollere
steeds vollere bierglas rode wijn, stuitert

over het tafelblad naar beneden, stuitert

en rolt op de binnenhavendeining
over de roestige vloer heen en weer

Hans Groenewegen is essayist en dichter. Recente titels zijn de essaybundel Overvlied (2005) en de dichtbundel en ging uit sterven (2005). Zie ook www.hansgroenewegen.nl.

Meer van deze auteur