Redactioneel
Schrijvers zijn, meestal zonder dat zij dat zich realiseren, onderdeel van de bedrijfskolom die veelal ‘het boekenvak’ wordt genoemd. Zij vormen er zelfs de eerste schakel van, gevolgd door literair agenten, uitgevers, distributeurs en boekverkopers (waaronder boekenclubs, internetwinkels en alle andere verkopers van boeken aan het lezerspubliek); bibliotheken nemen in die bedrijfskolom een nieuwe plaats in sinds het leenrecht bestaat. Die hele bedrijfskolom draait om het beschikbaar stellen aan lezers van het werk van schrijvers. Toch hebben schrijvers, de oorspronkelijke rechthebbenden, geen recht van spreken over de gang van zaken in de bedrijfskolom; ze mogen al blij zijn als ze iets kunnen inbrengen over de exploitatie van hun werk door hun uitgever. Dat laatste is in de literaire wereld naar verhouding niet slecht geregeld; in andere sectoren van de uitgeverswereld is dat wel anders. Maar als er iets spaak loopt in de bedrijfskolom heeft dat grote nadelige effecten voor alle schrijvers, de literaire niet uitgezonderd. Toch hebben schrijvers geen stem bij de bestrijding van zo’n crisis. Zij worden er zelfs buiten gehouden.
Nu er een serieuze culturele crisis dreigt in de boekenwereld, is het initiatief van Dirk van Weelden om zijn stem te verheffen over de problemen van de literaire auteur bijzonder nuttig. Het kan schrijvers en andere geïnteresseerden in de bellettrie wakker schudden, en de schijnwereld van de literaire showbusiness ontmaskeren. Hopelijk leidt zijn kritische beschouwing Literair overleven tot een principiële discussie.
De hedendaagse problemen waarmee de boekenmarkt de auteurs steeds weer overvalt en de dreigende cultuurcrisis van het boekenvak in het bijzonder zijn overigens niet tot Nederland beperkt. Zij manifesteerden zich het eerst in de USA, nu al zo’n dertig jaar geleden. Ze hangen samen met de algemeen maatschappelijke ontwikkeling van commercialisering, marktdenken, winstmaximalisatie en kostenreductie. De boekenwereld was vroeger een economisch oninteressante, weinig lucratieve bedrijfstak, samengesteld uit talloze kleine of grotere bedrijven, meestal in het bezit van de ondernemer zelf (de uitgever, de boekverkoper) of zijn familie. Dat is veranderd toen uitgeverijen en boekhandels samengevoegd werden en onderdeel werden van mediaconcerns. Vanaf die tijd gingen de financiële normen van beursfondsen gelden voor boekenbedrijven. Dat was aangenaam voor banken en investeerders, het gaf grote kansen aan commerciële literair agenten, maar het had buitengewoon nadelige gevolgen voor auteurs en uitgeverijredacteuren. Lees André Schiffrin, door Van Weelden geciteerd, er maar op na.
Er zijn perioden geweest waarin de symbiose van culturele en literaire boeken met de Nederlandse boekenmarkt over het algemeen wederzijds stimulerend was. Dat leverde een cultureel wonder op. Er was sprake van een open markt die de ruimte voor de verspreiding van kritische ideeën en literaire verbeelding bevorderde. De markt gaf de bellettrie voldoende tijd om lezers te vinden, en werkte mee aan de continuïteit van de literaire cultuur. Nieuwe literaire en culturele boeken maakten het boekenvak bovendien tot een aantrekkelijke bedrijvigheid, zowel voor allerlei soorten lezers als voor degenen die een onconventionele en bevredigende betrekking zochten, ook al waren de lonen niet hoog. Boekwinkels waren plaatsen om lang te verkeren en om er even nieuwsgierige geestverwanten te ontmoeten; ze trokken niet alleen lezers, maar ook schrijvers, journalisten, redacteuren. Het boekenvak was in tal van opzichten ‘anders’ dan alle andere bedrijfstakken.
De boekenmarkt had ook de reputatie een ideale mix te zijn van cultuur en verstrooiing, van educatieve en praktische informatie, van jeugdlectuur, kookboeken en spiritualiteit. Hij gold als een benijdenswaardige commerciële structuur voor de gehele cultuursector, omdat hij niet scheen te lijden onder de elders zo scherpe tegenstellingen tussen ‘klassiek’ en ‘licht’, tussen ‘serieus’ en ‘populair’, tussen de ‘culturele elite’ en het massapubliek. De boekenwereld werd daarom ten voorbeeld gesteld aan andere cultuursectoren waar de tegenstellingen tussen ‘hoog’ en ‘laag’ onoverbrugbaar leken, ten nadele van de instellingen die zich specialiseerden in de ‘serieuze’ genres; deze waren voor een groot deel afhankelijk van overheidssubsidies. De boekenwereld gold als een geslaagd voorbeeld van ‘cultureel ondernemerschap’. Zijn culturele missie kon worden verwezenlijkt door de unieke branchestructuur waarin het principe van de ‘interne subsidiëring’ een heilzame rol speelde in alle schakels van de bedrijfskolom: van de fondsvorming en het voorraadbeheer van de uitgeverijen, tot de distributie, het inkoopbeleid en het assortiment van de boekhandel, en de collectieve boekenpromotie van uitgevers en boekverkopers gezamenlijk. Alleen marginaal werd voor bepaalde waardevolle uitgaven subsidie verleend. Uitgevers en boekverkopers zorgden zonder inmenging of steun van de overheid voor de continuïteit van alle genres van de markt – zowel voor de ‘artistieke’ zoals bellettrie, essays en poëzie, als voor de meer algemene en populaire.
Toen kwamen er enkele opeenvolgende en elkaar versterkende trends, die alles veranderden, zoals: de toenemende marktverruiming voor boeken gedurende de afgelopen halve eeuw; de professionalisering van de bedrijven; de mediatisering van literaire successen; en het primaat van de economische doelstellingen boven de culturele en inhoudelijke, die zonder twijfel de ingrijpendste factor was. Deze trends waren wellicht niet te vermijden, omdat ze pasten in de sociaal-economische ontwikkeling. Het is zelfs mogelijk dat ze op de boekenwereld als geheel uiteindelijk een niet ongunstig effect hebben gehad (aanvankelijk leek dat ook op te gaan voor het literaire en culturele boek), maar het eenzijdige accent op de economische benadering van het vak heeft zich steeds meer tegen de culturele missie gekeerd.
Er was nog iets anders: de bedrijfsstructuur van de Nederlandse uitgeverswereld veranderde. Tevoren waren de meeste uitgevershuizen ‘gemengde bedrijven’, die bellettrie publiceerden naast tal van andere genres. Het aantal gespecialiseerde literaire uitgeverijen was op de vingers van één hand te tellen, en zij behoorden tot de (zeer) kleine bedrijven. De grotere uitgeverijen werden financieel en organisatorisch opgesplitst in ‘profit centers’ die elk hun eigen budgetverantwoordelijkheid kregen. In diezelfde periode ging de boekhandel veel nauwkeuriger letten op de omloopsnelheid van de winkelvoorraad, en werd de inkoop van boeken die niet bij voorbaat goed in de markt zouden liggen afgeremd. In een volgende fase gingen uitgeverijen hun inspanningen meer richten op publiciteit en verkoopbevordering, en moesten zij besparen op redactionele ondersteuning, dat wil zeggen op het bewaken van de kwaliteit van de fondsvorming en de kopijverzorging. Ook de boekhandel bezuinigde toenemend op medewerkers met inhoudelijke kennis van het boekenaanbod, en ging steeds meer leunen op informatiesystemen over het verkoopgedrag van uitgeversfondsen en van individuele auteurs. Zo ontstond er een selectiemethode voor de bevoorrading van de boekhandel waarbij boeken van auteurs die met een vorig boek niet hadden beantwoord aan de gewenste omloopsnelheid afvielen van wat zou worden ingekocht. Het is duidelijk dat die twee voor de culturele inhoud van het boekenaanbod nadelige factoren elkaar dramatisch versterkten. Van de veel geroemde interne subsidiëring is inmiddels nog maar weinig overgebleven.
Van een inhoudelijk gemotiveerde bedrijfstak is de boekenwereld gaandeweg geworden tot een branche zoals iedere andere, waar uiteindelijk alles draait om omzetvergroting en financieel resultaat. De hijgerige mediatisering is er even ontwrichtend als in andere commerciële en culturele activiteiten, in de politiek en de sport is het trouwens niet anders. Mediasucces is voor het boek een voorwaarde geworden voor commercieel succes, en zelfs voor prestige. Er is een schijncultuur ontstaan van bestsellernoteringen, mediapresentaties en publieksprijzen. Het literaire en culturele boek is daardoor toenemend in een crisis beland, want achter de immense successen gaat de meedogenloze praktijk schuil van de verkorting van de beschikbaarheid in de boekhandel van literaire boeken die te weinig bijdragen aan het commerciële resultaat. Ten gevolge daarvan worden er steeds meer boeken uitgegeven die voor literair door moeten gaan: ‘opgerekte literatuur’ heet dat in de boekenbranche. Die sterke groei in het aantal literaire boeken leidt zo tot een dramatische kwalitatieve inflatie. Het steeds sneller afvoeren van nieuwe bellettrie door de boekenmarkt komt neer op ‘doordraaien’ van talent. Auteurs krijgen nauwelijks nog de kans zich te ontwikkelen als literair kunstenaar, en even weinig om van boek tot boek een vast eigen publiek te verwerven. Een literair boek is een kortstondig incident geworden. De grote literaire successen hebben steeds meer het karakter van een ‘zeepbel’ in een markt die crisisverschijnselen vertoont. Deze penibele marktsituatie voor het literaire boek vervreemdt niet alleen de schrijvers van zich die weinig of geen kansen krijgen in die omgeving, maar ook de commercieel geslaagde schrijvers worden er cynisch over, omdat die zich onmatig veel moeten overgeven aan mediageweld en oppervlakkige persoonspromotie. Hun werk is secundair geworden aan het commerciële circus.
Het literair geïnteresseerde publiek moet wel een bizarre indruk krijgen van het schrijverschap zoals dat tegenwoordig door de boekenwereld wordt vertoond. De glamour van ‘top-auteurs’, de gouden bergen van commerciële literaire prijzen en van de inkomsten uit bestsellerverkoop maken dat schrijvers steeds meer gaan lijken op pop-idolen en sporthelden. Om de ideeën en de verbeeldingswereld van de literaire kunst gaat het allang niet meer. Het gaat daarentegen om het uitvergroten van de glossy buitenkant van literaire ‘famous and beautiful people’, die het ‘gemaakt’ hebben. De vele andere schrijvers van bellettrie die het niet ‘maakten’ worden daardoor te kijk gezet als beklagenswaardige verliezers, als gold het een sporttoernooi. Het fenomeen van ‘nominaties’ bij grote literaire prijzen is veelzeggend: de genomineerde auteurs moeten gedogen dat zij de grote kans hebben om voor een groot kijkerspubliek te worden afgeserveerd als ‘verliezers’ van één prijswinnaar, hoewel het oordeel van de jury bij voorbaat al vaststond en niets anders is dan een subjectieve voorkeur. Literaire werken zijn immers per definitie onvergelijkbaar en kunnen niet op prestatie wedijveren. Felle concurrentie bestaat er evenzeer tussen schrijvers en boeken in de boekhandel, maar die is veel onzichtbaarder en moordender. Schrijvers, ook degenen die in eerdere jaren verkoopsuccessen hebben geleverd en die voor hun werk gelauwerd zijn, moeten vaak ervaren dat zij plotseling door de boekenmarkt worden afgeserveerd als niet meer van belang, zodat hun hele werk opeens in het niets is verdwenen. Hun uitgevers hebben op dat moment andere belangen en zorgen dan op te komen voor een waardevol schrijverschap dat uit de markt is geduwd; die zetten in op andere paarden uit hun stal.
De ideeën die Dirk van Weelden zijn collega-schrijvers met zijn betoog aan de hand doet om literair te overleven, zijn interessante oplossingen voor sommige auteurs om aan de crisis te ontsnappen, maar ze zijn niet van toepassing voor het herstel van de literaire sector van het boekenvak. Er zullen andere maatregelen moeten worden genomen om de dreigende crisis van de literaire cultuur te bedwingen. Er moet een grondige omslag van het denken komen over het uitgeven en aan het publiek ter beschikking stellen van literaire en culturele uitgaven.
Enkele suggesties aan literaire uitgevers: Koester het literaire talent door het oeuvre van je auteurs beter en langer beschikbaar te houden, al is het alleen maar via printing-on-demand. Overtuig de boekverkopers die gespecialiseerd zijn in literaire boeken van het belang om niet alleen het laatste boek van een schrijver in voorraad te houden. Lever de auteurs van bellettrie niet over aan banaliserende media-aandacht, maar eis van de media een inhoudelijke interesse als zij interviews met auteurs aanvragen. Overtuig de organisaties die grote literaire prijzen uitreiken dat zij afstappen van het populistische nominatiesysteem. Dat systeem is onrechtvaardig en de literatuur onwaardig. Selecteer strenger wat je uitgeeft, geef geen flutboeken uit onder het mom van ‘literatuur’. Geef literaire manuscripten optimale redactionele aandacht. Onttrek het literaire boek aan de goedkope, vervreemdende glamour van massaproductie en gouden bergen. Neem het artistieke genre van de bellettrie serieus.
En nu wat suggesties aan auteurs: Herover de podia van de literaire tijdschriften als middel om te experimenteren met nieuw werk, en om commentaar te geven op de experimenten van collega-schrijvers. Als literaire tijdschriften weer hun laboratoriumfunctie terugkrijgen, komen ook de abonnees vanzelf. Deze tijdschriften vormen het hart van de literaire cultuur. Publicaties in literaire tijdschriften hoeven weblogs en krantencolumns niet uit te sluiten; de websites van literaire tijdschriften zijn trouwens ideale podia voor blogs van de auteurs rond het tijdschrift. Stem niet blindelings toe in alle banale voorstellen van de media om je te kijk te zetten. Zouden oude grootmeesters als Samuel Beckett, Jorge Luis Borges, Henri Michaux zich ooit hebben laten encanailleren met optredens in platvloerse televisieprogramma’s? Doe niet mee aan de vernederende tombola’s van literaire prijzen die het nominatiesysteem hanteren. Beginnende schrijvers zullen er veel baat bij hebben om hun werk alvast in eigen beheer te publiceren, via druk (bijvoorbeeld bij een ‘margedrukker’ en in samenwerking met een beeldend kunstenaar), of via een eigen printing-on-demand-uitgave. Zulke eigen publicaties geven een duidelijk beeld van de eigen literaire ambities, en zijn overtuigender als presentatie van je kunnen dan alleen een A4-print van een manuscript dat je aan een uitgever stuurt. Neem en houd zelf het initiatief bij wat je als schrijver wilt laten uitgeven, en hoe dat gebeurt. Dat is het ondernemerschap dat een ware schrijver past. Neem het artistieke genre dat je beoefent dus serieus.
En dan is er tot slot nog een suggestie aan alle betrokkenen bij het literaire en culturele boek samen: Streef naar een grotere autonomie van de Republiek der Letteren binnen de boekenwereld. Daar moet de culturele component weer beter in evenwicht worden gebracht met de economische. Waarom zouden de verenigingen van schrijvers van bellettrie en die van literaire uitgevers en hun redacteuren niet veel nauwer gaan samenwerken om het gezamenlijke belang bij een gezondere literaire markt te verdedigen? Vorm een federatie en laat de stem van de literaire cultuur duidelijk horen!
Essay
Nieuwsgierigheid
Essay
Een vleermuis in de avond
Essay
Over nieuwsgierigheid
Essay
Over de nieuwsgierigheid als een zaak van leven en dood
Essay
Ik ben niet nieuwsgierig (bleu)
Essay
Wat we allemaal niet weggooien
Poëzie
Wij spreeuwen / Ohm / Erflaters / Beverwijk
Essay
Kroniek van een onvolkomen ontdekking
Essay
Literair overleven
Essay
Oorlog en vrede in het schrijversbestaan
Essay
Aanvallend spel voor lezers
Boekbespreking
Luchtzoenen in een erotisch taaluniversum
Essay
John Cowper Powys worden
Poëzie
Kroning
Essay
De bètacanon
Essay
De bètacanon