De operatiekamer is een deel van een houten hut. Dunne panelen scheiden haar aan één kant van de röntgenkamer en van de sterilisatiekamer aan de andere. Een andere deur geeft uit op een gang. Drie gewonde mannen liggen op drie operatietafels. Chirurgen, verpleegsters en ziekenoppassers zijn over hen heen gebogen aan het werk. De deuren blijven open- en dichtgaan. In de sterilisatiekamer tikt en borrelt de boiler. Er weerklinkt geluid van ontsnappende stoom, voeten die zich door de gang spoeden, aan de ramen voorbijrijdende ambulances, en voorbij dit alles, op een afstand van een mijl of tien, de ritmische klap van de bombarderende kanonnen.

1e Patiënt: Moeder Maria! Moeder Maria!
2de Patiënt: Zachtjes. Zachtjes. U doet me pijn. Ah! U doet me pijn.
3de Patiënt: Ik heb dorst.
1e Chirurg:Knip het verband door, mademoiselle.
2de Chirurg: Wat staat er op zijn etiket? Toon eens. Iets te zien op de röntgen?
2de Chirurg: Abdomen. Zwakke pols. Zouden we nu?
1e Patiënt: In godsnaam voorzichtig. Ik lijd. Ik lijd.
1e Chirurg:Hoe laat bent u gewond geraakt?
1e Patiënt: Om vijf uur vanochtend.
1e Chirurg:Waar?
1e Patiënt: In mijn arm?
1e Chirurg: Ja ja, maar in welke sector?
1e Patiënt: In de loopgraaf bij Besanghe.
1e Chirurg: Kogel of granaat?
1e Patiënt: Granaat. Goeie God, wat bent u aan het doen?

Een verpleegster komt vanuit de gang naar binnen. Haar voorschoot zit onder de bloedspatten.

Verpleegster: Er is net een long binnengebracht. Bloeding. Kan iemand die nemen?
1e Chirurg:Nog een paar minuutjes. Nog vijf minuten. Nu dan, mademoiselle, bind die arm wat strakker aan.
Verpleegster (in de deuropening) tot de 2de Chirurg: Ik heb een knie voor u dokter, en drie ellebogen. Over vijf minuten breng ik de long. (Gaat weg.)
3de Patiënt: Ik heb dorst. Te drinken. Geef me te drinken.
3de Chirurg: Straks. U moet wat wachten.
2de Patiënt: Moeder Maria, niet zó. Draai mijn voet niet zo. Niet naar die kant. Voorzichtig. Goeie God, voorzichtig! Ik hou het niet uit. Ik zeg u, ik hou het niet uit.
2de Chirurg: Rustig, rustig, wind je niet zo op. Ziet er beroerd uit, dat been van u, behoorlijk beroerd. Het riekt vies. Mademoiselle, hou zijn been omhoog. Nee, dat been ziet er niet fraai uit.
2de Patiënt: Ach, dokter, dokter. Wat doet u nu? Aaaauw —.
2de Chirurg: Stil. Niet bewegen. Blijf van de wonde af, zeg ik u. Idioot! Hou zijn been vast. Afblijven, jij ezel. Hou zijn been hoger. Bind zijn handen vast.
3de Patiënt (zwakjes): Ik heb dorst. Ik sterf van de dorst. Te drinken! Te drinken!
2de Patiënt (krijsend): Je maakt me kapot! Kapot! Ik ga dood! Aaaauuuuww —.
3de Patiënt (zacht): Ik heb dorst. Geef me in godsnaam te drinken.
3de Chirurg: Hebt u bloed opgegeven, oude kerel?
3de Patiënt: Ik weet het niet. Drinken dokter, alstublieft.
3de Chirurg: Doet het pijn daar?
3de Patiënt: Nee, ik denk het niet. Te drinken zuster, geef me asjeblief te drinken.
Verpleegster: Ik mag u niks laten drinken. Het zou u pijn doen. U hebt een wonde in uw maag.
3de Patiënt: Zo’n dorst. Een klein beetje drinken. Een slokje maar. Zuster in godsnaam, een slokje.
3de Chirurg: Maak zijn lippen nat. Wanneer bent u gewond geraakt?
3de Patiënt: Ik weet het niet. ’s Nachts. Op een nacht.
3de Chirurg: Vorige nacht?
3de Patiënt: Misschien. Ik weet het niet, ik heb lang in de modder gelegen. Alstublieft zuster, te drinken. Een klein slokje te drinken.
1e Patiënt: Wat zit er in die fles? Wat doet u met me?
1e Chirurg: Niet bewegen, zeg ik.
1e Patiënt: Het brandt! Ik verbrand! Hou op. Hou op! Ik smeek u, dokter, ik hou het niet meer.
1e Chirurg: Onzin. Het is zo voorbij. Er scheelt u niets. Uw wonden zijn niets.
1e Patiënt: Als u het zegt. Mijn God, wat doet u nu? Aau–uuw!
1e Chirurg: Het moet gereinigd worden. Er zit een bomscherf in, stukken jas, allerlei vuil.
2de Patiënt: Jeanne, kleine Marie, Jean, waar zijn jullie? Kleine Jean, waar ben je?
2de Chirurg: Dat been ziet er niet fraai uit, mijn vriend. Het moet eraf.
2de Patiënt: Ach, mijn arme vrouw! Ik heb drie kinderen, dokter. Wat moet er van hen en de boerderij worden als u mijn been weghaalt? Goeie genade, zo te moeten lijden!
2de Chirurg (tot de 1e Chirurg): Kijk hier eens even. De stank. Gangreen. Wat denkt u?
3de Chirurg: Ik zou niet wachten.
2de Chirurg: Wel, mijn vriend, mag het eraf?
2de Patiënt: Als u het zegt, dokter. Ach, mijn arme vrouw, mijn arme Jeanne. Wat zal er van je worden? De kinderen zijn nog te klein om op het land te werken.
2de Chirurg (tot verpleegster): Begin met de chloroform. We gaan u in slaap brengen, oude kerel. Diep inademen. Inademen door de mond. Is mijn zaag hier? Waar is mijn amputatiezaag? Wie heeft mijn zaag?
3de Patiënt (zacht): Te drinken, te drinken. Geef me te drinken.
3de Chirurg: Ik kan niets aanvangen met een polsslag als deze. Geef hem serum, vijfhonderd milliliter, en kamferolie en strychnine. Warm hem wat op.
Verpleegster: Hier is de long. Bent u er klaar voor?
1e Chirurg: Over een minuutje. Eén minuut. Laat hem hier.

De berriedragers zetten de berrie op de vloer en gaan weg.

2de Patiënt: (half onder verdoving): Aha! Aha! Kom op, verdomde kl—. Vooruit! Vooruit! De ploert! Ik heb ’m. Ik heb je te pakken. Snel, snel! Laat me gaan! Laat me gaan! Jeanette, snel, snel, Jeanette! Ik kom. Marie? Kleine Jean, waar zijn jullie?
2de Chirurg: Trek die riemen aan. Hij is sterk, de arme drommel.
1e Patiënt: Bent u klaar?
1e Chirurg: Zo goed als. Verroer u niet. Nu dan, het verband, mademoiselle. Zo, dat is achter de rug, beste kerel. Trek het verband niet te strak aan, mademoiselle. Breng hem weg. Ha, berriedragers, hijs die daar op tafel, goed?
3de Chirurg: Opereren heeft geen zin. Haast niks van pols.
3de Patiënt: Alstublieft, te drinken!
3de Chirurg: Geef hem wat te drinken. Het geeft niet. Ik kan toch niets doen.
2de Chirurg: Ik zal boven de knie moeten amputeren. Is hij onder zeil?
Verpleegster: Bijna.
3de Patiënt: Alstublieft, te drinken.
Verpleegster: Hier, blijf liggen, hier is uw drank. Drink dit.
3de Patiënt: Het is lekker. Dank u, zuster.
1e Patiënt: Breng deze man naar Zaal 3. Nu dan, mademoiselle, knip het verband door.
3de Chirurg: Ik kan hier niets doen. Stuur me de volgende.
3de Patiënt: Ik kan niets zien. Ik zie niets meer. Zuster, waar bent u?
1e Chirurg: Hoe zit het met die ruggengraat van gisteren?
3de Chirurg: Wat te verwachten viel — verlamd vanaf het middel.
1e Chirurg: Ze zeggen dat de aanval voor vijf uur ’s ochtends is.
3de Chirurg: We kregen bevel zo veel mogelijk bedden te evacueren.
3de Patiënt: Het is donker. Bent u daar, zuster?
Verpleegster: Jawel, oude kerel, ik ben hier. Zal ik een priester laten roepen, dokter?
3de Chirurg: Te laat. Arme drommel. Het is hopeloos als ze zo binnenkomen, na uren in de modder te hebben gelegen. Zo, dit is klaar. Roep de berriedragers.
1e Chirurg: Snel, een bekken. God! Het bloed spuit eruit. Snel, snel, snel! Drie gaten in zijn long.
2de Chirurg: Haal dat been weg, wil je? Het zit me in de weg.
3de Chirurg: Neem die dode vent mee en breng me de volgende onderbuik. Veeg de tafel schoon, mademoiselle, ik was intussen mijn handen. En u daar, veeg de vloer wat op.

De deuren gaan open en dicht. Berriedragers lopen heen en weer. Een verpleegster komt uit de sterilisatiekamer met een stapel nikkelen trommels onder de arm. Een andere verpleegster gaat naar buiten met een schaal vol messen en andere instrumenten. De verpleegster van de gang komt weer naar binnen. Aan het raam verschijnt een officier.

Verpleegster: Er zijn drie knieën binnengekomen, nog twee onderbuiken en vijf hoofden.
Officier (door het raam): De Médécin Inspecteur komt over een half uur hierheen. De Generaal is op komst om alle amputés te decoreren.
1e Chirurg: We kunnen fluiten naar onze lunch vandaag, en ik rammel. Ziezo, dat is wat ik noem een keurige amputatie.
2de Chirurg: Drie gaten gestopt in die long in op de kop af drie minuten. Verdomd snel, niet?
3de Chirurg: Heeft iemand een vuurtje? Mijn ervaring is dat als onderbuiken meer dan zes uur moeten wachten het geen zin heeft. Je kunt niks meer doen. Ik hoop dat die kerel in Amiens de oesters te pakken heeft gekregen. Oesters gaan er wel in.

Uit: Mary Borden, The Forbidden Zone (1929). Vertaling: Erwin Mortier