In november 2020 was hij er opeens: een stalen pilaar in de woestijn van Utah, die scherp afstak bij de verweerde rode steen eromheen. Rechte lijnen in een ronde wereld. Eeuwen van weer en wind tegenover uren van machine en, vermoedelijk, mens. Het glimmende oppervlak weerspiegelde de rotsformaties, zodat de rechthoek er toch een beetje bij hoorde. Een iets minder vreemde eend. Maar toch. Een raadsel. De pilaar deed velen aan de monoliet uit Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey denken. In die film waren het eerst apen die niet wisten wat het was. Nu waren het mensen.

Patrick A. Mackie

Geen filmcrew was een decorstuk kwijt. Even werd gedacht dat het staal een sculptuur was van John McCracken, of van Petecia Le Fawnhawk, maar nee. Het was geen werk van een bekende of minder bekende kunstenaar (wie kent Petecia Le Fawnhawk?). Dus bleven alle vragen open. Wat was het? Wat deed het daar? Hoe was het daar gekomen? Wat stelde het voor? Wie, wat, waar, wanneer en waarom; zelden zullen de vijf W’s uit de filosofie en de journalistiek er zo bekaaid af zijn gekomen.

Antwoorden waren niet nodig om school te maken. Binnen korte tijd verschenen wereldwijd nog 199 monolieten, van Chili tot Roemenië. Dat waren bewuste imitaties. Kennelijk voldeed die eerste monoliet aan een behoefte. Maar aan welke? Nog een W.

De kopieën brachten de oplossing niet dichterbij. De eerste monoliet bleef een raadsel, of het nu een goed kunstwerk was of een slechte grap of andersom. En gelukkig maar. Zoals The New York Times schreef: ‘It provides a pleasant sensation of uncertainty. It might lose its aura and power if we knew who had created it.’ Liever geen Da Vinci, geen Kubrick, zelfs geen McCracken of Le Fawnhawk, geen mens dus? Een god dan? Een alien misschien? Ik wil het niet weten.

Geef mij maar dat zoete gevoel van onzekerheid. Ooit vond ik op straat een ja een wat, een klein ding van twee verschillende metalen, met een schroefje en een moer. Het leek niet alsof het ergens van af was gebroken. Niemand kon me vertellen wat het was en waarvoor het diende. Ik koesterde mijn ding, hield het in mijn zak, streelde het en vond dan troost. Een minimonoliet.

Ik was van de leeftijd dat je knuffels kwijtraakte en dingen begon te verzamelen; postzegels, poppen van een bepaald merk, Smurfen, voetbalplaatjes; dingen die meestal zo gaaf mogelijk uitdragen wat ze zijn en blijven. De verzamelingen groeiden wel, zij niet. Ik was een meisje, geen vrouw en dus ook nog een jongen. Kind, vooral. Elf.

Ik besloot een verzameling aan te leggen van onbekende dingen, die nooit iets anders konden worden dan een ding, die alle W’s zouden ontwijken. Onbeslist. Wat iets anders is dan vaag. Dat er meer tussen hemel en aarde is, daar gaat het niet om.

Maar het was niet makkelijk om meer van die dingen te vinden, al was het maar omdat de status van zulke voorwerpen niet vastligt. Dus regeert de angst. Wie trots is op het onbekende moet niet een mens tegenkomen die bij een fabriek werkt waar ze toevallig net dat ding maken. O, dat is een wielmoeradapter. Weg zoete sensatie van onzekerheid. In 1901 had ik wel het mechanisme van Antikythera willen hebben, toen dat net uit het wrak van een schip was opgedoken. Nu niet meer. Het mechanisme van Antikythera is een bronzen apparaat van tweeduizend jaar oud, ook wel een analoge computer genoemd, dat bestaat uit zo’n dertig in elkaar grijpende tandwieltjes. Het duurde jaren voor wetenschappers begrepen waar het verroeste brons voor diende. Nu is bekend dat je er astrono­mische berekeningen mee kunt uitvoeren. Interessant, maar duidelijk. Zo wint een voorwerp aan betekenis en verliest het schoonheid.

Het is dan ook lang bij een verzameling van één stuk gebleven. En toen kwam er een liedje bij.

While I was walkin’ down the beach one bright and sunny day
I saw a great big wooden box a-floatin’ in the bay
I pulled it in and opened it up and much to my surprise
Ooh, I discovered a, right before my eyes
Ooh, I discovered a, right before my eyes


Het werd in 1950 geschreven door Charles Randolph Grean en onder anderen gezongen door Danny Kaye. ‘The Thing’ heet het liedje, maar wat het ding is dat er de hoofdrol in speelt, wordt nooit onthuld. Het blijft een ding. Dat werd nummer twee in mijn verzameling.

Tien jaar later kwam er een heel epos bij. In de Finse volksverhalen die samen de Kalevala zijn gaan vormen is vaak sprake van een ‘sampo’, maar wat deze sampo is staat niet vast. De sampo is zowel een soort schatkist als een soort schild als een soort molen als een soort pilaar als een soort kompas als een soort reliek als een soort dobbelsteen als een soort schip als de zon als de maan. Een supermonoliet dus, waarvan de vorm niet eens vaststaat. De sampo is nummer drie in mijn verzameling.

Je zou kunnen denken dat mijn verzameling fors groeide naarmate ik meer kunst ontdekte. Een paar klankgedichten, een zwart vierkant, alle abstracte kunst, de film Der Lauf der Dinge van Fischli & Weiss. Maar het luistert nauw. De machines van Tinguely bijvoorbeeld zijn onbehoorlijk nutteloze dingen, maar raadselachtig zijn ze niet. De W’s kunnen ze wel aan, zelfs de laatste, waarom, is sinds hun ontstaan in de jaren vijftig van de vorige eeuw steeds makkelijker te beantwoorden. Daarom.

Kunstenaars zijn goochelaars die altijd een list verzinnen om aan een definitie te ontkomen. Het laatste werk dat ik aan mijn verzameling toevoegde, ding nummer vier, is zoek. De Amerikaanse kunstenaar Ed Ruscha maakte in 1976 een steen die erg leek op de stenen die in de Mojavewoestijn in Californië te vinden zijn. Geen contrast, geen reflectie. Een eend die op een eend lijkt. Hij maakte een rots van hars die niet van een echte rots te onderscheiden is en liet hem achter in de woestijn. Het is te zien in een BBC-documentaire over de kunstenaar uit de jaren tachtig. Ruscha noemde het rotsblok Rocky II, naar de toen net uitgekomen boksfilm met Sylvester Stallone. Maar waar is die steen nu?

Rocky II is het tegenovergestelde van de monoliet uit Utah. Alle W’s zijn beantwoord behalve de Waar. De Franse kunstenaar Pierre Bismuth huurde in 2016 een privédetective in om de steen te zoeken. Als hij deze opdracht krijgt, vertrekt de detective geen spier, zoals te zien is in de film die Bismuth over zijn speurtocht maakte, Where is Rocky II? Hij herhaalt slechts de vraag.

Zou Ruscha het werk Sculptuur om in het bos te verliezen van Hans Arp hebben gekend? De Zwitserse kunstenaar maakte in 1932 in Parijs een serie kleine sculpturen die hij de titel ‘om in het bos te verliezen’ meegaf. Ik weet niet of hij dat ooit echt gedaan heeft. Maar wat als? Als ik er een vind zonder het te weten is dat nummer vijf. De monoliet uit Utah is nummer zes. Het ding ligt nu in een opslagplaats bekend bij het Bureau of Land Management in Utah. Niemand weet wat hij ermee aan moet.

Bianca Stigter (1964) studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is redacteur van NRC Handelsblad. Over Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte ze Atlas van een bezette stad. Amsterdam 1940-1945, dat in 2019 verscheen. Daarnaast schrijft ze essays over kunst en cultuur, die gebundeld zijn in Per ongeluk expres, De ontsproten Picasso en Goud uit stro. In 2021 regisseerde ze de documentaire Three Minutes – A lenghtening.

Meer van deze auteur