In den beginne was het woord, maar aangezien gesproken en geschreven taal menselijke uitvindingen zijn, kun je gerust stellen dat de mens er eerder moet zijn geweest dan het woord.

De vraag is: welke mens? Ik bedoel niet: welk volk heeft het schrift uitgevonden, want daarover bestaat discussie, maar: was er in den beginne net zo’n verscheidenheid aan mensen als nu?

Ik ben opgegroeid met het idee dat er twee soorten mensen zijn: mannen en vrouwen. De meeste mannen voelen zich aangetrokken tot vrouwen en andersom. Die aantrekkingskracht garandeert het voortbestaan van de mensheid, want zij leidt meestal tot de schepping van meer mannen en vrouwen.

Al jong leerde ik dat vrouwen zich ook seksueel aangetrokken kunnen voelen tot andere vrouwen, en mannen tot andere mannen. Op het schoolplein gebruikten wij ‘homo’, ‘mietje’ en ‘pot’ als scheldwoorden, thuis accepteerden mijn ouders dat niet. ‘Wat zou de wereld saai zijn als iedereen hetzelfde was,’ zei mijn moeder vaak. ‘Hoe meer smaken en kleuren, hoe beter.’

Lang kende ik dus twee soorten mensen, in diverse kleuren en in twee smaken: mannen en vrouwen, hetero en homo.

Het is lastig om denkbeelden los te laten die je met de paplepel ingegoten hebt gekregen. Toen de afkorting LHBT opgang maakte en in de loop der tijd steeds langer werd, moest ik daarom lachen. LHBTIQAPC, wat betekent dat in hemelsnaam? Hoeveel letters moet die afkorting er nog bij krijgen? Maken we het niet allemaal nodeloos ingewikkeld en veel te genuanceerd?

Inmiddels denk ik daar anders over. Ik heb te veel gelezen en gezien over onder anderen transgenders om gemakzuchtig te ginnegappen over gestaag uitdijende afkortingen.

Die grote diversiteit onder mensen zal er waarschijnlijk altijd zijn geweest. In Bijbelse tijden en eerder, maar om de werkelijkheid in al haar veelkleurigheid te kunnen beschrijven heb je een rijk palet aan woorden nodig. We zijn geneigd te denken dat een naamloos verschijnsel niet bestaat.

LHBTIQAPC, een afkorting die sinds 2017 in het Nederlands voorkomt, staat voor Lesbisch, Homoseksueel, Biseksueel, Transgender, Intersekseconditie, Queer, Aseksueel, Panseksueel en Cisgender. Afkortingen als deze hebben de mensheid voor mij nog bonter gemaakt dan zij al was. Wat niet wil zeggen dat ik sindsdien echt vertrouwd ben geraakt met deze onderverdelingen. Het omgekeerde is zelfs het geval: voor mij zijn aanduidingen als sekse, gender en geslacht verwarrend geworden. Om die reden vermijd ik ze, een neiging die ik bij meer mensen bespeur.

Het idee van de Gids-redactie was dat ik u zou voorzien van enkele heldere definities van sekse, gender en geslacht. Die kan ik u helaas niet bieden, omdat hier volop over wordt gediscussieerd en de deskundigen het onderling oneens zijn. Het beste wat ik te bieden heb is dit ezelsbruggetje: sekse zit tussen je benen, gender tussen je oren.

We zijn geneigd te denken dat een naamloos verschijnsel niet bestaat

Ik ken dit ezelsbruggetje van Lisa Peters, een journaliste die is gespecialiseerd in gender. In 2016 schreef zij voor De Correspondent een groot stuk getiteld ‘Acht pijnlijke vragen over gender die je niet durfde te stellen’. Daarin is onder meer te lezen dat gender wordt bepaald door genderidentiteit, genderexpressie en sekse en dat niemand precies weet hoeveel genders er bestaan. Facebook geeft gebruikers de keuze tussen vijftig genders, maar mogelijk zijn het er honderden. Of duizenden.

Terugkijkend zie ik dat mijn moeder de werkelijkheid veel te simpel voorstelde. Genderfluïditeit – een woord dat wij kennen sinds 2010 – bestaat al heel lang. Bepaalde inheemse Noord-Amerikaanse volken, voorheen indianen genoemd, kenden two-spirit-personen: zij waren gezegend met de geest van man én vrouw en waren vaak leraar of geestelijk leider. De Hijra’s in Zuid-Azië dragen van oudsher jurken, nagellak, sieraden en make-up, maar zij worden beschouwd als biologische mannen of personen met een zogenoemde intersekseconditie – de I in LHBTIQAPC.

Onder juristen bestaat discussie over de vraag of je Wikipedia mag gebruiken als bron van definities. Een bezwaar is dat iedereen lemma’s kan aanpassen, wat kan zorgen voor een zekere taalkundige fluïditeit, iets waar juristen niet dol op zijn. Daarom geven zij veelal de voorkeur aan de Dikke Van Dale, een woordenboek dat wordt onderhouden door een professionele redactie. Ook de politiek beschouwt dit woordenboek als baken.

‘Het begrip gender,’ merkt Wikipedia terecht op, ‘wordt gebruikt in veel verschillende contexten en het is een politiek beladen begrip, waardoor de betekenis onstabiel is. Gender staat voor de gedrags- en identiteitsaspecten van sekse, ter onderscheiding van lichamelijke en biologische aspecten.’

Volgens Van Dale is gender ‘het geheel van sociale en culturele kenmerken van een sekse’, dan wel ‘het geslacht waarvan je het gevoel hebt deel uit te maken’, of ‘het geheel van seksegerelateerde eigenschappen, gedragingen en voorkeuren’. Geslacht en sekse zijn volgens Van Dale synoniem. Betekenis: ‘het natuurlijk onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke wezens, m.n. tussen mannen en vrouwen’.

Als medische aanduiding is gender bedacht door de Nieuw-Zeelandse psycholoog en seksuoloog John Money (1921-2006). Dat was in de jaren vijftig, toen artsen bij kinderen met onduidelijke geslachtskenmerken de beslissing namen: maken we hier door middel van operaties een meisje of een jongen van? Je hebt maar weinig fantasie nodig om te bedenken tot welke drama’s dit heeft geleid.

Vraag aan Google Translate wat gender betekent en je krijgt als antwoord ‘geslacht’. ‘Maar met deze vertaling,’ stelt Lisa Peters, ‘gaan de sociaal-culturele én identiteitsaspecten van “gender” verloren, alsof gender slechts zou worden bepaald door sekse. Een tijdje is geprobeerd om het woord “genus” te introduceren, maar dat sloeg niet aan. In het Frans waren ze wel succesvol met een eigen woord voor gender: “genre”.’

Uit mijn jeugd kan ik me weinig ezelsbruggetjes herinneren, hoewel ze zonder twijfel aan me zijn opgedist. Voor sekse, geslacht en gender blijf ik het bovenstaande ezelsbruggetje, enigszins aangepast, net zolang herhalen tot ik die woorden probleemloos in de juiste betekenis kan gebruiken: sekse (= geslacht) zit tussen je benen, gender (= identiteit) zit tussen je oren.

De rest probeer ik voorlopig te vergeten, tot het leven van me eist dat ik voor veel meer seksuele of geslachtelijke identiteitsnuances het juiste woord moet weten.

Tot die tijd denk ik simpelweg: hoe meer smaken en kleuren, hoe beter.

Ewoud Sanders (1958) is historicus en journalist. Hij schrijft in NRC wekelijks over taal en geschiedenis in de rubriek WoordHoek. Hij heeft ruim dertig boeken op zijn naam staan, onder meer over de herkomst van woorden en uitdrukkingen, boekgeschiedenis, historische letterkunde, massadigitalisering en slimmer zoeken op internet.

Meer van deze auteur