BVDB
je hebt de fictie van het transcendentale wel achter je gelaten en ook de leegte
is niet weldadig meer, dat bad van bloed, puur product van je communie, je
bent er schuilgegaan en geruisloos is onder je dak dat lied toen kapotgegaan.
nu hum je een ander riedeltje, het staartje van een vooruitgang als rare droom
die aan de hals van de eeuw hing en nu op zijn buik ligt. je zocht nog een huis,
er is geen kamer in de geschiedenis meer, alleen een telefoon voor de affecten,
een diaspora in plaats van een internationale. heel veel valt er niet te zingen,
echt te zingen. je stemt af op het historische, meest hedendaagse, vouwt samen
waarom zo stil, vond je dat er echt niets te zeggen viel over de politiek in Nederland
die al zo sprakeloos was, te lang sprakeloos gebleven was, of simpelweg vergat
in stille tochten en witte ballonnen en zijn ijskoude consensus over wat lawaai was
en collectieve rouw, welke wel, welke niet, en wie neutraal was in deze vernietiging.
alsof je geschoold was in een nationale zorgeloosheid, op een bijzonder teken wachtte.
terwijl het kerkhof intussen stof verzamelde. als er al graven waren en geen geulen
voor vertrapte lichamen. nee, al die lijnen, ze breken het perspectief alleen maar
in stukken waarin we elkaar niet meer kunnen herkennen en dat, dat is dus het einde
van de geschiedenis, zei men. maar alleen zoals we het kenden, als blinde catastrofe.
ja, het liep anders, jij liep anders, en waarheen wist niemand. je hing diep rond aan de randen,
het was de beste mars die er was, die van de planloze creatie, een soort dislocatie, je was een
met de andere lichamen en het voelde geweldig zo versterkt aanwezig te zijn, net zolang tot
de tijd was vervaagd en er geluk van was gemaakt. wat hetzelfde was, niemand kwam aan
met ‘we worden toch weer uit elkaar gedreven’, dat eeuwige gemaar van de politiek loste zich
ineens op. als we al uit elkaar gingen was het voor een beweeglijkheid die om zich heen greep
en ons daar verzamelde. je radicaliseerde je wanhoop in die richting, wat bevrijdend was
vond je, en volgens anderen de bestaande lijnen van segregatie en onderdrukking volgde
tijdens die bezette dag. het was ook niet uit verlangen maar nood dat je alle tegenstrijdigheden
van dat leven wilde omvatten, als collectief waren we vaag, als verlangen te veel. die veelheid
wilde je, die grenzeloosheid, je groeide ernaartoe. in dat goede grijs, dat midden was je thuis.
Redactioneel
Bij dit nummer
Essay
Notities over het kwaad
Verhaal
Het vermoeden dat veel vergeten wordt
Verhaal
De duivel komt altijd in fragmenten
Poëzie
Mij is de wrake (statische shots)
Essay
De schone angel van het kwaad
Verhaal
De Feiten
Essay
Horizons
Beeld
Beeldbijdrage
Essay
Het kwaad: een profielschets
Poëzie
[F10] - Toekomst in gesprek
Verhaal
Plastic
Poëzie
Bittere troost
Verhaal
It’s not how good you are
Essay
De langverwachte
Poëzie
Vreemdeling
Kroniek & Kritiek