M__unitionettes heetten ze romantisch, de miljoenen jonge vrouwen die vanaf 1915, toen een acuut tekort aan granaten aan het front de Britse oorlogsvoering tot stilstand dreigde te brengen, de extreem gevaarlijke taak op zich namen om de metalen hulzen (shells) te vullen met explosieven. Het werk vereiste wegens het continu aanwezige ontploffingsgevaar enorme precisie en oplettendheid. En explosies waren niet het enige risico: de gebruikte stoffen, zoals TNT, waren giftig. Er zijn nogal wat meisjes gestorven; van anderen kleurde de huid geel, vandaar hun bijnaam ‘canary girls’. In de heerlijke documentaire die BBC-oorlogsverslaggeefster Kate Adie over onder andere deze oorlogswerksters maakte, komt een canary baby aan het woord – een hoogbejaarde vrouw die geel werd geboren doordat haar moeder tot kort voor de bevalling had doorgewerkt.
Het is een van de aardige kanten van de recente hausse in literatuur en films over de Eerste Wereldoorlog dat er ook af en toe aandacht is voor de betekenis van die oorlog voor met name Engelse vrouwen. Van de Tweede Wereldoorlog is wel bekend – althans, laten we het hopen – dat vrouwen (overigens niet in bezet Nederland) de fabrieken in gingen om de nationale economieën, inclusief de oorlogsindustrie, draaiende te houden, maar aan dat aspect van de Eerste Wereldoorlog werd tot nu toe minder aandacht besteed. Wat aan alle verhalen het meest opvalt is de onverholen gretigheid waarmee de vrouwen hun kans grepen.
Hoe riskant en ongezond veel fabriekswerk ook was, het was een bevrijding in vergelijking tot het dienen in een Grand House, het soort werk waartoe de meeste meisjes tot dan toe waren veroordeeld. Twaalf uur per dag, zes dagen per week, met de gezelligheid van collega’s en driemaal zo veel loon – dus ’s avonds naar het café – was verre te verkiezen boven de domestic service met zijn feodale verhoudingen, onbegrensde beschikbaarheid, willekeur, uitbuiting en altijd op de loer liggend seksueel misbruik. Het was niet overal zo knus als in Downton Abbey.
Ook hun voormalige Mistresses, ten minste zo gevangen in de beperkingen van hun sekse als hun minder well to do zusters, zochten de vrijheid. Vrouwen uit de hogere standen bevochten een rol in het rijden van ambulances aan het front (zeker niet zonder risico’s) en in de medische zorg voor de gewonden. Eén Londens ziekenhuis werd, nadat de bevelvoerend generaal hun eerst toestemming had geweigerd, gerund door twee feministische artsen en een compleet vrouwelijke staf. Die artsen deden in deze praktijk flinke bijscholing op, want in hun opleiding hadden ze nooit een mannenlichaam mogen zien.
De regering mag dan dankbaar zijn geweest dat de vrouwen massaal gehoor gaven aan de oproep om de natie te redden, de arbeidersbeweging zag in de vrouwen concurrentes en loondruksters en vreesde dat het eten niet meer op tijd op tafel zou staan.
Een van mijn favoriete heldinnenverhalen gaat over miss Victoria Drummond. Drummond was als kind al gefascineerd door machines. Tijdens de oorlog werd het door haar ouders als een mooie patriottische daad gezien dat zij zich meldde als hulp in een machinewerkplaats. Maar haar mededeling dat ze echt machinist wilde worden, was zoiets als aankondigen dat ze droomde van een toekomst als prostituee. Als ze was getrouwd, was het nooit gelukt en het zou haar nooit zijn gelukt niet te trouwen als er niet een hele generatie mannen was omgekomen. Nu zette ze door. Nadat ze in 1921 als eerste vrouw was toegelaten tot het Institute of Marine Engineers, moest ze maar liefst 37 maal haar examen voor hoofdingenieur afleggen. Het werd op den duur een soort grap of de heren haar weer zouden afwijzen.
Drummonds revanche kwam een oorlog later. In 1940 werd het schip waarop zij machinist was, getroffen door een Duitse bom. Ze slaagde er in haar eentje in om gedurende een half uur te midden van oorverdovende herrie en hete stoom de boot op snelheid te houden. ‘My duty was to keep the engines going as long as they would turn,’ vertelde ze haar biograaf. Toen ze de haven bereikten, werd Drummond met gejuich ingehaald; later werd ze onderscheiden met de oorlogsmedaille voor ‘moed op zee’.

Wat hadden de veranderingen tussen 1914 en 1918 op termijn voor gevolgen? In de eerste plaats kregen de Engelse vrouwen in een aantal stappen kiesrecht. En niet minder belangrijk: ze kregen een compleet andere kijk op zichzelf. Vrouwen wonnen aan zelfbewustzijn. Niettemin riep de regering hen in 1918 onbeschaamd op om braaf te trouwen en kinderen te krijgen, wat niet meeviel met voor elke man tien vrouwen.
Het gebrek aan (gezonde) mannen bood vrouwen blijvende kansen, maar betekende niet dat oude vooroordelen verdwenen. Al klinkt de in de jaren dertig opkomende term bachelor girl een stuk aantrekkelijker dan old maid, de miljoenen vrouwen die nooit zouden trouwen of jong weduwe waren geworden, werden niet alleen in beleidsstukken aangeduid met de hatelijke term ‘superfluous women’. Er is zelfs nog deportatie overwogen van deze overtollige groep.
Wat de Eerste Wereldoorlog goed illustreert is dat we ons moeten hoeden voor een demografisch determinisme (zoals zich dat nu rond de vergrijzing weer manifesteert). Demografische veranderingen, hoe ingrijpend ook, hebben evenmin als historische gebeurtenissen vaststaande gevolgen. Die hangen af van de interpretatie van die feiten. Zo deed zich in het Engeland van na de Eerste Wereldoorlog geen verruiming voor in de huwelijkswetgeving in de richting van polygynie. Al plaatste Punch cartoons waarop mannen dansten met twee vrouwen, bi- of trigamie werd geen praktijk. Evenmin kozen vrouwen er massaal voor om, alleen of met elkaar, buiten de echt kinderen te krijgen. Wel raakte het geaccepteerd om als vriendinnen het leven te delen. Hoewel er veel veranderde, bleef er dus ook een en ander bij het oude of volgden veranderingen pas op termijn.
Behalve de fabrieken vulden de Engelse meisjes enkele jaren lang met veel plezier ook de verlaten voetbalvelden; de opbrengst van hun competitie ging naar de oorlogsinvaliden. Het publiek liep massaal uit om de midvoor van het voetbalelftal van de Munitionettes van Tyne and Wear te zien scoren. In 1921 echter banden de bonden de vrouwen weer van de velden. De medische stand, nooit te beroerd zijn vak seksistisch in te zetten, steunde dit besluit van harte met een waarschuwing voor schade aan de tere vrouwelijke organen. Dat het bijna een eeuw moest duren voordat meisjes weer gingen voetballen geneest een mens wel van elk vooruitgangsgeloof.

Jolande Withuis (1949) is sociologe, auteur en feministe en werkt momenteel aan een biografie van koningin Juliana, waarvan in maart 2014. een voorpublicatie verscheen: Juliana’s vergeten oorlog.

Meer van deze auteur