Ik had meer dan driekwart van mijn moeders voorraad in de tas weten te krijgen. Het gezoem van beestjes in de berm maakte plaats voor de geluiden van de dertigkilometerzone. Ik fietste langs de bakkerij, de vishandel, de supermarkt. Ik voelde zoveel liefde. Voor mijn lijf, het domme fietsje, de dorpelingen en natuurlijk voor mijn taak. Voor mijn taak voelde ik zoveel verschrikkelijke liefde dat ik ervan trilde. Op het pleintje tussen de supermarkt en de kerk deelde ik de bordeauxs, barolo’s, rioja’s, pinots gris en gewürztraminers uit aan iedereen die maar langs liep.

‘Waar heb ik dit aan te danken?’ vroeg de directeur van de basisschool.

‘Nergens aan,’ zei ik.

Wij zijn verteerbaar, materiaal
dat gebruikt wordt.
Er is geen project.

Of ik een beetje jus wilde? We dronken het sap en keken naar elkaar en naar het gras en de bomen. Er hing zo’n droesemig sfeertje dat aanzet tot masturbatie of schranzen. Mama ging even de deur uit. Toen ik opkeek van mijn boek stond de medewerker achter de bank en keek naar de tv, waar niets op te zien was. Ik had haar niet binnen horen komen. Ze zag er professioneel uit, maar ik wist niet bij welk beroep de kleding paste. Ik vroeg of ze voor Mama kwam.

‘Voor de omgeving,’ zei ze.

Ik stelde voor om naar mijn kamer te gaan en daar rustig te praten. We gingen op mijn bed zitten en ik vroeg waarom ze er zo netjes uitzag. Deed ze iets met communicatie?

‘Ik werk voor de omgeving,’ zei ze.

Haar ogen waren kalm, maar aan haar handen zag ik dat ze nerveus was. Ze leek op een vrouw uit een politieserie die ik had gezien. In de politieserie heette ze Sonja, een innemende vrouw die niemand verdenkt, maar de kijker weet dat ze een kussen op het gezicht van haar zesjarige zoon heeft gedrukt. Ik raakte kort haar schouder aan. Ze ontspande en legde haar hoofd in mijn schoot. Ik liet m’n hand even in de lucht hangen, zo van ‘aaien’? Ze knikte. Ik aaide het hoofd van de indringer.

‘Ik denk dat je nu iets aan me moet geven,’ zei ik. ‘Een opdracht.’

De medewerker zei dat ik zelf een opdracht mocht bedenken. Ik dacht meteen aan de wijnkelder.

Ik had niet weg gewild uit de stad, maar mijn moeder had door de ruit van haar jeep een nieuw leven gezien. Te koop. In de weken daarna aaide ze me steeds over mijn hoofd of speelde met m’n haar, alsof ze werd bezeten door een dromerige vrouw.

De Laatste Dagen van Emma Blank, 2009

Toen ik op een middag thuiskwam van school stond ze in de tuin te roken. We keken elkaar aan, zeiden niets. Kijk maar goed, ik rook weer. Voortaan ging ze elke dag na het eten door de achterdeur naar buiten, liep een paar passen door het donker en stak ter hoogte van het schuurtje een sigaret op. Ik ruimde de vaatwasser in en keek door het raam naar het gloeiende puntje.

Op school deed ik het goed. Niemand vroeg me iets. Voorbeeldige meisjes zijn al snel onzichtbaar, maar ik kon de afstand gebruiken om na te denken. Laten ze zich maar bijzonder voelen en aan elkaars geslachtsdelen zitten, was zo’n beetje mijn instelling. Door slim en behendig te worden zou ik ze later allemaal onder mijn hiel vermorzelen. Ik zou in ieder geval meer geld erven. Ondertussen was ik ook niet van steen en had wat je casual sex zou kunnen noemen met een paar jongens en meisjes, die daar veel zwaarder aan tilden of zelfs verliefd op me werden. Dat gaf me een bijzonder gevoel, maar ik liet me niet chanteren.

In het nieuwe huis dacht ik terug aan de bouw en zag in dagdromen de fundering in de modder liggen of hoe de grote ramen werden geplaatst. Het was vreemd om in het huis te wonen. Alles om ons heen was bedacht, bedaard en precies uitgevoerd.

In het begin was het anders: open, rommelig. Een stel kunstenaars had het interieur ontworpen. Ze stommelden door ons oude huis, kraamden radicale taal uit, droegen tweedehandskleding en publiceerden af en toe een artikel. Waarschijnlijk keken ze op mijn moeder neer, die haar geld had verdiend in de loopgraven van het internationale bedrijfsleven en wist hoe je een bevel moest geven. Mama vergrootte de tegenstellingen graag uit. Ze was vrolijker, beweeglijker dan de jonge mensen. Ze kocht dure cadeautjes voor ze. De kunstenaars werden gehinderd door hun gewichtige menselijkheid. Ze vertrokken en wij misten hun gebabbel.

We bouwden het huis: onderhandelingen, compromissen, vergunningen. We bouwden het huis tot we niet meer bouwden en toen zeiden we dat het af was.

Wij zijn bewegingsmelder en beweging.
Zandmotor en datamijn.

In de buik van het huis dronk mijn moeder espresso. Ze speelde mooie langzame muziek. Ik bladerde door een schoolboek, sorteerde een van mijn verzamelingen of keek naar buiten in de hoop een dier te zien. Er liep af en toe een man door ons huis, maar de mannen kwamen niet meer dan een paar keer terug. Waarom zou je vrijwillig met ze in een huis wonen? Als ik op kamers ging deed Mama maar wat ze niet laten kon.

Pas een maand na het eerste contact lieten de medewerkers weer van zich horen. Mama had mij als straf voor de uitdeelactie met de wijnen huisarrest gegeven. Aan de telefoon met haar depressieve vriendin Leonie zei ze iets over ‘de grens opzoeken’. Ik moest lachen om dat idee.

Een week na het einde van mijn huisarrest was ik een bal aan het hooghouden en lekker een beetje aan het nadenken, toen er bij de bosrand een kleine hond verscheen. We liepen naar elkaar toe. Henry – de naam die op zijn halsband stond – liet zich makkelijk aaien en likte mijn hand. Ik verwachtte dat hij voor me uit zou rennen en me iets zou laten zien, maar er gebeurde niets, dus lagen we een tijdje in het gras. Tijdens een knuffelsessie trof ik in de halsband een telefoonnummer aan. Ik herkende het nummer en belde.

‘Je moet nu naar huis komen,’ zei ik en hing op.

Ze bleef me terugbellen, maar ik negeerde de oproepen, liep over het gras naar de tegels, over de tegels door de schuifdeur naar de trap. Ik had een half uur de tijd. Op de muren in de gang, in de slaapkamers, schreef ik met een stift zoveel mogelijk keer de tekst die in me op was gekomen toen ik met Henry in het gras lag: ‘Wij maken de muren zachter.’

Er kwamen gesprekken met professionals, zoals mijn moeder ze noemde. Soms kwam er een huisarts langs. Mama had niet door dat de huisarts een medewerker was. Het was grappig dat ze helemaal niets wist van geneeskunde en als mijn moeder keek maar een beetje ernstig aan mijn voorhoofd voelde. Ze stopte me een boek toe, met mooie plaatjes en een leerdicht over de omgeving.

Leonie en haar dochter kwamen langs om te zien hoe het met me ging. Mama en Leonie waren in de keuken aan het praten. De dochter keek naar het boek. Ze had korsten om haar mond.

‘Mama,’ riep ze, ‘dat meisje heeft een toverboek.’

Leonie hoorde het niet, omdat mijn moeder met glazen aan het rommelen was. Ik draaide het handje van de dochter op haar rug.

Wij zijn de boomgroep langs de snelweg,
de fiets zonder wielen in het rek.
De deur in de tunnel.

De medewerkers lieten zich iets vaker zien en leerden me dat ik niet uitverkoren was. Even deed het pijn. Mijn pubergemoed moest sneuvelen, de obsessie met jong-zijn en ‘jouw ontwikkeling’. Uitverkiezing staat medewerkerschap in de weg. Meewerken doe je gewoon.

Ik heb het huis niet in brand gestoken, wel verloor ik elke interesse in de plek waar ik opgroeide, wat ook een vorm van brandstichting is. Ik heb schade berokkend: financieel, emotioneel, fysiek. Was dat onvermijdelijk? Ik wil geen uitvluchten zoeken. Steeds heb ik bij mijn volle verstand gekozen voor mijn taak.

Als medewerker heb ik nog veel meer meegemaakt, maar ik kan niet alles vertellen. Er waren nieuwe taken. Soms voelde ik de liefde in mijn hele lichaam. Soms vocht ik vooral tegen de angst voor het overweldigende van de omgeving. Mijn taken heb ik nooit verwaarloosd. Mama wilde alles terugbrengen tot stofjes, stroompjes, gevoelens en dingen van vroeger. Van de geduldige praatmensen die de deur plat liepen begreep er niet één dat er zoiets bestaat als toewijding aan de omgeving of interesse in de toekomst. Ze hebben mijn band met de medewerkers niet aangetast. Het is ze niet gelukt.

Wij maken de muren zachter. Wij zijn
bewegingsmelder en beweging.
De boomgroep en de deur in de tunnel.

Maarten van der Graaff (1987) is schrijver. Hij publiceerde drie dichtbundels en twee romans. Vorig jaar verscheen de roman Onder asfalt.

Meer van deze auteur