aan het eind van een lange dag wagen heeft elk de nek tegen de bijl
huisgoden, laren, manen en penaten zijn aan het muiten geslagen
de rechter is wekker en trechter, heelmeesters betten het lemmet
daar komt de mens de jachtige die doodt hij is niet boos
doden is medelijden, hij slaat emotie direct terug
waarom en hoe iemand een hoofd in een doos
de waarheid is een dak boven een hoofd
wie zijn naam uitleent is vreemdeling
we proberen een touw aan de borstwering tot de morgen
wanneer het uur onder voorwaarde is, zij die gaan scheren groeten je
het is eb, daar gaat eb
mensen worden contouren
velen knielen niet, maar vallen om
de weg is lek dat het weglekt, de zon is allang ondergegaan in het westen
de overlevenden sterven langer
zo de dood erop volgt rechtdoor bij de plek waar je bidt
blijf liggen tot de volgende ochtend
zonder hese schreeuwers wacht een klaagmuur
zo gesloten als een steen die afleidt van de steen
giechelend golft de grond onder ons
bewustzijn dreigt tot in de insecten ze zijn wereldmacht
het is verdacht nacht als de boom valt antikloksgewijs waait
wat materie beweegt wat haar richting dikwijls verandert
er moet mee worden gestopt een vitaal deel kan niet meer
de grond is week gemaakt, Dode Zee, diepste depressie ter aarde
wiens leugen is het geheugen
een stilte van niets? een uittrillen tot het uiterste
rafels van jou kleven rafels van mij aan, litteken ster in je huid
het hardst naar de afgrond roept een heraut
het weer is eenmalig
Dit gedicht werd geschreven op verzoek van internationaal literatuurfestival Winternachten, voor het programma Profetieën.