aan het eind van een lange dag wagen heeft elk de nek tegen de bijl
huisgoden, laren, manen en penaten zijn aan het muiten geslagen
de rechter is wekker en trechter, heelmeesters betten het lemmet

daar komt de mens de jachtige die doodt hij is niet boos
doden is medelijden, hij slaat emotie direct terug

waarom en hoe iemand een hoofd in een doos

de waarheid is een dak boven een hoofd
wie zijn naam uitleent is vreemdeling

we proberen een touw aan de borstwering tot de morgen
wanneer het uur onder voorwaarde is, zij die gaan scheren groeten je
het is eb, daar gaat eb

mensen worden contouren
velen knielen niet, maar vallen om

de weg is lek dat het weglekt, de zon is allang ondergegaan in het westen
de overlevenden sterven langer

zo de dood erop volgt rechtdoor bij de plek waar je bidt
blijf liggen tot de volgende ochtend

zonder hese schreeuwers wacht een klaagmuur
zo gesloten als een steen die afleidt van de steen

giechelend golft de grond onder ons
bewustzijn dreigt tot in de insecten ze zijn wereldmacht

het is verdacht nacht als de boom valt antikloksgewijs waait

wat materie beweegt wat haar richting dikwijls verandert
er moet mee worden gestopt een vitaal deel kan niet meer

de grond is week gemaakt, Dode Zee, diepste depressie ter aarde
wiens leugen is het geheugen

een stilte van niets? een uittrillen tot het uiterste
rafels van jou kleven rafels van mij aan, litteken ster in je huid

het hardst naar de afgrond roept een heraut
het weer is eenmalig

Dit gedicht werd geschreven op verzoek van internationaal literatuurfestival Winternachten, voor het programma Profetieën.

Van Saskia de Jong (1973) verschenen de dichtbundels zoekt vaas (2004) genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs, resistent (2006) genomineerd voor de Paul Snoek Poëzieprijs, De deugende cirkel (2010) en het jaagpad op en af (2020). 

Meer van deze auteur