Het begon allemaal met meewarige blikken vanuit de kleedkamers. Hij liep de gang door – verhit, voldaan, licht in zijn hoofd, zoals altijd na een goede voorstelling – en verwachtte kreetjes van bewondering te kunnen plukken uit elke kamer, zuurstokkleurig verlicht door kransen van gloeilampen rond de spiegels backstage. Ja, dit was zo’n avond waarop hij, Ludo Tuijsman, ster van de avond, die een weergaloze Petruchio had neergezet, langs die kleedkamertjes zweefde als een bij langs geurige bloemkelken.

En nu waren er die rare blikken. Zelfs de actrices die Bianca en Katharina hadden gespeeld fronsten hun wenkbrauwen, zonder iets te zeggen. Ze leken bezorgd. In zijn kleedkamer bleek zijn telefoon verdwenen. Alleen het snoertje van de oplader bungelde uit het stopcontact. Verdomme, dacht hij.

‘Waar is mijn telefoon?’ Hij bulderde, met dezelfde stem waarmee hij Katharina al dertig uitverkochte avonden op haar knieën had gekregen: ‘Wie heeft er godverdomme mijn telefoon meegenomen!’

Het bleef twee minuten doodstil. Hij zag zichzelf in de spiegel, beschenen door de gloeilampenkrans, het zweet op z’n kaken. Hij voelde paniek aanzwellen, maar was ook niet blind voor de charme van zijn eigen gestalte.

Een meisje van de grime fladderde binnen, en op het schermpje van haar telefoon las hij wat er gebeurd was. Op Twitter zag hij zijn eigen profielfoto met daarnaast wat berichten, met tussenpozen van twee minuten geplaatst:

Ludo Tuijsman: Zo, feeksje getemd. Nu eindelijk schijten. Moest het twee uur ophouden.

Ludo Tuijsman: Voor sommige vormen van opluchting schieten woorden tekort.

Ludu Tuijsman: Na zo’n voorstelling produceer ik zo’n magistrale hoeveelheid stront, dat ik wel acht keer moet vegen.

Zopas nog had hij de sterren van de hemel gespeeld met zijn moderne corpsbalversie van de Feeks, en nu zat hij voor dertigduizend man publiek verslag te doen van z’n schijtpartij.

In een paar streken had hij er een dubbelganger bij gekregen, en er was niets wat hij ertegen kon beginnen. De reacties varieerden. Sommige volgers, verontrustend veel eigenlijk, hielden het op een ‘ouderwetse dronkenschap’, terwijl anderen het zochten in richtingen als een theatraal experiment, meligheid. Slechts een enkeling opperde: ‘Hack?’ Met een vraagteken, want het onuitstaanbare van zijn hacker was het raffinement van zijn fake tweets: steevast droegen die zijn stilistische signatuur en hoewel ze vreemd waren verried de valsspeler zich nooit door iets te posten waarvan de buitenissigheid hem meteen zou ontmaskeren.

Ludo Tuijsman: En toch is het eeuwig zonde dat mijn uitzonderlijke fecaliën zomaar in het riool verdwijnen. Ze horen in een museum thuis.

Daar ging z’n reputatie. Tien, twintig jaar lang de touwtjes strak in handen houden, de regie voeren over je publieke standbeeld en één rancuneus rotjoch sloeg het in vier tweets in scherven tegen het graniet van z’n onverschilligheid. Het kutjoch. Hij kon hem bijna voor zich zien en in elk geval ruiken, met dat pus uit z’n puberpuisten.

Een paar jaar geleden, toen je met je telefoon alleen nog maar kon bellen en sms’en, had hij zijn Nokia eens op een tafel in het café laten liggen toen hij naar de wc ging. Bij terugkomst zag hij aan de gezichten van zijn vrienden al dat ze rottigheid hadden uitgehaald. De bevestiging kwam even later: allerlei bezorgde slash verontwaardigde sms’jes van vrienden en bekenden. Zijn hele telefoonboek bleek in één keer hetzelfde bericht te hebben ontvangen: ‘ik denk op een speciale manier aan je.’ Humor om te lachen, heette dat.

Dagen later was hij nog bezig te schade te herstellen, bij nichtjes, buurvrouwen, tantes, hypotheekadviseurs, ouders en exen aan wie hij allemaal iets na middennacht op zo’n speciale manier had gedacht.

Op de woensdag na het incident keek een meisje in de tram hem nadrukkelijk aan toen hij instapte. Hij herkende haar, maar wie was ze? Pas na vier haltes wist hij het. Het was een van de pr-meisjes van een theater waar hij maanden terug had opgetreden en met wie hij na afloop nog wat gedronken had. Toen ze zag dat hij terugkeek bloosde ze even, keek weg, zocht opnieuw zijn ogen en er kwam een bed onder hen terecht, zij haakte een paarse bh los en trok bij hem in. Rachel heette ze. Het bleef een rare gedachte dat zij zonder dat dronkenmansgeintje niet zijn vriendin was geworden.

Tegenwoordig had elke telefoon internet, wat de dief in principe toegang gaf tot allerlei accounts, profielen, e-mails, agenda, foto’s, video’s, muziek. Je hele hebben en houden, met al je apps en je downloads zat in wat minuscule chips en sims, of het slingerde rond in de cloud. Je moest je wolkje natuurlijk afschermen, maar wist hij veel. Ja, hij had bij de aanschaf van z’n telefoon zo’n pincode ingesteld als schermslot of ontgrendeling, maar gék werd hij ervan, om bij elke onbenullige handeling – en dat waren er algauw tientallen per minuut – vier cijfers te moeten intikken. Dus had hij het er weer vanaf gehaald, zodat er nu een klootzakje zat te roeren in zijn wolkje.

Om het allemaal nog erger te maken werkte de meest voor de hand liggende remedie niet.

‘Even je wachtwoord wijzigen,’ riep iemand van de techniek die hem een laptop toestak. Maar hij kwam zijn eigen account niet binnen.

‘Ai, dan is hij je voor geweest.’

‘Hij?’

‘Degene met jouw telefoon heeft kennelijk zelf het wachtwoord veranderd.’

Straf was dat: stelen, inbreken en meteen nieuwe sloten op de deur zetten. Het kon kennelijk in een oogwenk. Wat kon de bedoeling zijn?

Overigens had het met Rachel niet erg lang geduurd. Hooguit twee jaar, alles bij elkaar, totdat ze erachter kwam dat hij het type man was dat wel erg veel op een speciale manier aan andere vrouwen dacht, en dat het niet bleef bij dat denken alleen. Ze vertrok op de snikhete zomerdag dat ze hem thuis in de badkamer aantrof met z’n broek op z’n enkels en, kwalijker, een van de kostuumontwerpsters op haar knieën met zijn geslacht in haar mond.

Ik kan het uitleggen, schatje, maar dat gaat een hele klus worden. Dus wacht je even op me in de woonkamer? Dan kom ik eerst even klaar in haar mondje. Met een lege zak praat het toch heel wat lekkerder.

Nou goed, exit Rachel. Toedeledokie, sjalom. De laatste keer dat hij haar zag, zat ze achter het raam van een koffietent in het centrum. Ze werkte niet meer bij het theater, had hij uit haar Facebook-berichten opgemaakt, en was ‘voor zichzelf begonnen’.

Daar zit ze dan, dacht hij, mijn zzp-sletje, met haar minilaptop parmantig opengeklapt midden in de CoffeeCompany. Netjes had ze d’r formuliertjes ingevuld, zich bij de Kamer van Koophandel ingeschreven, een website laten ontwerpen en sjabloontjes aangemaakt voor de facturen, en nu kon ze hier gaan zitten flexwerken, met haar laklaarzen en haar gladverpakte benen. Laat de opdrachtgevers maar tot mij komen, zag je d’r denken als ze haar handen met haar paars gelakte nagels achter haar hoofd strekte en wat achteroverleunde om haar dellerige tieten even op te stuwen. Ondernemer was ze nu en hij hoorde haar zeggen: ‘Als ondernemer laat ik me graag van onderen nemen.’ ‘Ik neem je precies zoals je bent,’ antwoordde hij, en in bed of onder de douche dacht hij daarna nog weleens op een speciale manier aan haar. Daarbij hielp het dat hij een omvangrijke collectie digitale naaktfoto’s van haar had aangelegd. Soms overwoog hij daar ‘iets mee te doen’, zoals kunstenaars dat noemen. Op internet zetten. Een profiel aanmaken bij een datingsite en wildvreemde mannen gek maken.

De volgende ochtend hield de stroom berichten in zijn naam niet op. Inmiddels praatte zijn alter ego op Twitter over zelfbevrediging, de belabberde prestaties van collega’s en verraadde hij wat roddels uit de toneelwereld. Sommige daarvan waren verrassend accuraat. De dief was blijkbaar iemand ‘uit het wereldje’. Hoe kwam hij anders zo gemakkelijk backstage binnen bij een theater? Wie kon het zijn? Echte vijanden had hij niet, al vonden veel collega-acteurs hem een verwaande kwast – iets wat hij zelf als een voorwaarde voor goed acteren beschouwde.

Zijn mail kon hij gelukkig nog wel in; hij veranderde meteen het wachtwoord, evenals dat van zijn telebankierservice. Zijn simkaart had hij meteen de vorige avond al laten blokkeren. Blijkbaar was het de dief alleen om het Twitter-account te doen, en zette hij de aanval nu voort vanaf een gewone pc of een andere telefoon.

Hij besloot een nieuw profiel aan te maken, en daarmee aan de wereld kenbaar te maken dat zijn telefoon gestolen was. Algauw bleek hem de ironie daarvan: juist dit nieuwe profiel, dat maar een handjevol volgers verwierf, zag het publiek als nep. Min of meer bekende, ‘invloedrijke twitteraars’ gaven hem op zijn toenadering onmiddellijk een block.

Op weg naar de bakker schoten er mensen in de lach als hij ze passeerde. Dit was niet langer het onderdrukte, verraste lachje dat hij kende en waaraan hij gewend was geraakt. Dit was niet het lachje van mensen die elkaar na zijn passeren toeknikken en hun vrienden bellen om te zeggen dat Ludo Tuijsman net zomaar voorbijliep. Nee, hij werd vierkant uitgelachen op straat.

Thuis tikte hij, de nieuwe Ludo Tuijsman met maar veertien volgers, een Direct Message aan de Ludo Tuijsman met tweeëndertigduizend volgers: ‘Oké, de grap is leuk geweest. Je hebt je lol gehad. Als je me nu het password geeft, zal ik geen stappen ondernemen.’ Hij verwijderde die laatste drie woorden, verving ze door ‘niet boos zijn’ en klikte op verzenden.

Vrijwel onmiddellijk was er een bericht terug: ‘Stationsrestauratie 1e klas. Vanmiddag, 15 uur.’

Als hij wil reageren, blijkt zijn account van hogerhand stopgezet: het zou een vals profiel zijn waarmee hij ‘ernstig inbreuk maakt op de privacy van Ludo Tuijsman’.

Hij had niet eens de kracht meer om er razend om te worden.

Als hij ’s middags de deur uit wil lopen, bedenkt hij zich. Hij loopt terug de keuken in, trekt een koksmes uit de la en steekt dit in de binnenzak van zijn jas.

Ook bij de stationsrestauratie reageren de mensen geamuseerd. Aan één tafeltje ziet hij een stelletje elkaar aanstoten en zich daarna grinnikend van hem afwenden. Zelfs de man van de bediening die hem begroet, loopt daarna gniffelend de klapdeuren naar de keuken in, waar hij het ongetwijfeld aan het uitproesten is. Alsof hij hier verdorie met z’n lul uit z’n broek bungelend is komen binnenstappen. Hij kijkt naar z’n gulp. Verdraaid, die staat inderdaad open, maar hij krijgt de ritssluiting niet dicht. Terwijl hij staat te sjorren, en daarmee nog meer bekijks trekt, ziet hij haar op een lage stoel bij het raam zitten en ontspannen toekijken.

Het ís Rachel.

‘Zo,’ zegt ze, als hij tegenover haar zit. Zijn telefoon ligt op het tafeltje tussen hen in, alsof het een geladen revolver is.

‘Nu weet je hoe het voelt.’

Hij deed z’n jas open. Het lemmet van zijn keukenmes kroop opzij.

‘Nu weet je hoe het voelt om belachelijk gemaakt te worden.’

‘Maar ik heb jou toch nooit…’

‘Je hebt me voor schut gezet, Ludo. En doe dat belachelijke mes weg. Wilde je me hier neersteken? Wees toch niet zo’n pathetische zak.’

‘Mijn telefoon,’ begint hij, met een knik naar het apparaat.

‘Jij moet je bek houden. Wat dacht je wel niet? Met die foto’s op internet. Zzp-sletje. Ondernemer. Laat zich van onderen nemen. Neem haar zoals ze is.’

Het suist in zijn hoofd. Maar hij heeft die foto’s toch nooit op internet gezet?

‘Of moet je eerst even rukken op de plee soms? Met een lege zak praat het toch wat lekkerder. Met een lege zak praat het lekkerder, toch?’

Geen enkele bezoeker wendt nu nog voor niet naar ze te kijken. Ze zijn het middelpunt en Rachel weet het.

‘Jij ook altijd met je lege zak!’ roept ze uit, en ze staat op. Ze grijpt de telefoon en werpt die in het glas met bier dat blijkbaar voor hem is neergezet.

Hij verwacht dat het gaat sissen of luchtbellen uitstoot of zoiets. Er gebeurt niets. Rachel staat op, buigt zich voorover – even hangt haar decolleté pal voor zijn ogen – en smijt de inhoud van het glas in zijn gezicht. Daarna grijpt ze de tafel bij de poten, tilt die met beide armen tot boven haar hoofd – hij verbaast zich over haar kracht – en gooit ook die naar hem toe, maar dan is de tafel verdwenen. Ook het glas is verdwenen, en ook zijn telefoon, want er was geen glas, er was geen Rachel. Hij had ze verzonnen en lag languit op het bankje in de kleedkamer.

Het meisje van de grime stond over hem heen gebogen, naast Katharina, die zijn hand vasthield.

‘Gaat het weer?’ hoorde hij haar stem. ‘Je zag al zo bleek. Je hebt gewoon te hard gewerkt de laatste weken. Dertig avonden achter elkaar. Dat hakt erin, Ludo. Bij ons allemaal.’

Naast een tafelpoot, onder het snoertje van de oplader, zag hij zijn telefoon. Hij moet van de tafel gevallen zijn en op de harde vloer uiteen zijn gespat. De batterij lag een halve meter verderop.