VII.

Dat ik uit jagen ging, en dat ik geschikte laarzen kocht en een warme jas
en dat ik geen tent meenam maar een stuk zeil dat ik opgerold op mijn rug droeg
en dat ik in de voetstappen van de beer door de regen liep

En dat het bos zich bewust was van mijn geur
en dat mijn lichaam zich bewust was van het bos
en dat de vogels besloten zich eerbiedig te gedragen en hun snavels dichthielden
en dat de beer zich bezighield met de vis in de rivier, het schoonspoelen van zijn poten
waar bloed en poep en mos aan kleefden

Dat de ree die voor mij uit sprong zich niet bedreigd voelde
maar haar vacht tegen de boomschors aan wreef zodat ik in de buurt kon blijven
en de bomen precies genoeg zonlicht toestonden
en de zon net warm genoeg scheen om het ijswater van de takken
naar beneden te doen druppen, het kraken van het stuk zeil op mijn rug te maskeren

Dat ik tegen het vallen van de avond
met toegeknepen ogen
het licht op de snuit van de ree zag schijnen
en dat de ree stilstond en van de laatste zon leek te genieten
dat ik beefde van vermoeidheid en dat mijn geweer beefde
en dat het leek alsof er tussen dit moment
en het moment dat nog moest komen
in de afstand die tussen ons lag, enkele, tientallen meters
de zandkorrels die opstoven, de druppels ijswater die drupten
de zo langzaam mogelijk uitgeblazen wolkjes adem en de beer die
zich niet veel verderop bezighield met de vis in de rivier
en de ree die misschien niet genoot maar wel leek te wachten
ik herinnerde het badwater dat naar eucalyptus rook
de man die een meer in wandelde
en zei dat hij zowel hier als nergens was

Ik zag de opsplitsing gebeuren: de afstand tussen mij en de ree
dat het ijswater viel en de zandkorrels opstoven
dat de ree in de strepen oranjerode zon stond
dat het stuk zeil op mijn rug niet kraakte en ik nauwelijks hoorbaar ademde
en er zoveel stilte was dat dit mijn botten een voor een op slot zette
mijn spieren deed ontspannen
ik zag de keuzes en de gevolgen, de absolute enormiteit van het punt waarop
de opsplitsing begon, waar één twee werd en daarom de ree en ik
door de nog niet gemaakte keuze verbonden raakten
ik zag mijn vader op zijn slippers, rennend naar school
kilometers over zandwegen en gras, rennend naar school
ik zag mijn moeder die haar vlechten afknipte in haar slaapkamer
kilometers rennend naar school
ik zag de blaren op de handen van mijn zusje
de strepen op de rug van mijn zus
ik zag de zon reflecterend op mijn voorhoofd als kind
kilometers rennend naar school
Mijn botten zaten op slot
en er werd in het meest onbeduidende deel van de seconde
niet geademd, niet geleefd, niet gewezen

Ik zwom in een afgebakend deel van de Schelde
tussen lange strepen zeeschuim
en onder een zonverhullende wolk stopte ik, bleef drijven
ik was niemand en nergens en niet op tijd
ik was er net niet

Toen ik mijn ogen sloot was ook de zon er niet, en de wolk er niet
en de zeemeeuw hield zijn mond, de partyboot hield ook zijn mond
de kustwacht en het opblaasdier en de miljoenen vissen die overal
en nergens naartoe zwommen hielden allemaal hun mond
nergens zijn snoert je de mond, behoedt je voor het horen
van enig duidelijk geluid en laat je zweven wanneer je
stevig zou moeten staan, of zou willen

Er is geen enkele mogelijkheid om de weg terug naar de kust te vinden
wanneer je nergens bent geweest, of nergens vandaan komt
ik kan niet zwemmen, alleen nog in het water liggen
en luisteren naar alles wat zijn mond houdt
beweeglijk water vlak voor de kust
een lichaam omringd door lichamen
omringd door muren van andere lichamen
omringd door afbakeningen van wat een lichaam is
of zou moeten zijn, of het liefst zou zijn als het een keuze had
zo voelt het om nergens te zijn
romp, ledematen, kop
volgepropt met organen en botten
zonder enig concreet doel
zonder wortels waaruit het is gegroeid
een sociaal-antropologisch experiment, weggeknipte massa
een varken dat aan zijn achterpoten voor de neus van de slager hangt
klaar om opengereten te worden van nek tot anus
geen dier meer, nog geen product:
Bezoekers wordt afgeraden hun hoofd in de ribbenkast van het varken te steken

Bezoekers wordt afgeraden zich op welke manier dan ook aan het varken te hechten
Ik zette na de jacht mijn geweer op de grond, met het handvat op het parket
en de loop naar de lucht gericht, het zeil waarin ik geslapen had opgerold tegen de muur
stinkend naar bloed en poep en mos
en de ree met wie ik niemand en nergens was stond in mijn verbeelding nog steeds
met haar kop naar de oranjerode zon gericht, haar geur aan de bomen gesmeerd
mijn aanwezigheid voor haar verborgen door de afdrukken van de berenpoten waarin ik
mij had bewogen terwijl het bos zich bezighield met het dreigende donker
de ree en ik, wij maakten in de stilte van het bos een afspraak
zoals ik die maakte met de zeemeeuwen, de kustwacht, de partyboot
het opblaasdier en de miljoenen vissen
in de meters tussen de loop van mijn geweer en haar slaap, naar mij toegekeerd
zowel uitnodiging als uitdaging, met alle miljarden dingen die in de ruimte
tussen ons in gebeurden, die ons deden samensmelten
die het moment van ontsteking van herinnering aankondigden
voordat de eerste vonken
zichtbaar waren

Simone Atangana Bekono (1991) is schrijver van proza en poëzie.

Meer van deze auteur