De wekker gaat af. Woosung drukt op ‘stop’ op het touchscreen, dat gemaakt is van aluminium, silicium en kalium, las hij onlangs. En ook: ‘Kleine hoeveelheden van zeldzame aardmetalen worden gebruikt om de kleuren op het scherm te produceren.’ Hij overdenkt met verwondering het samengeperste landschap waaruit zijn beeldscherm is samengesteld. De behuizing in zijn hand is van aluminium en hij weet, of denkt te weten, dat de batterij binnenin van lithium is gemaakt. Er schijnt zelfs goud in bepaalde onderdelen te zitten. Dit is een elementair gegeven, voelt hij, het resultaat van de mensheid die zorgvuldig schift door wat de natuur haar te bieden heeft.

Woosung staat op uit zijn lakens van Egyptisch katoen en trekt zijn yukata aan, een kimono die in Japan na het baden wordt gedragen. Woosungs yukata is gemaakt in Portugal, van een polyester-katoenmix dat zijn lichaam zachter en lichter omvat dan zijde. Portugal, denkt hij, is waar ambachtslieden wonen, een rustiek Europees land gevuld met citrusbomen, poëzie en grootmoeders, nog niet verpest door industrie. Hij hoort Carice in de badkamer tanden poetsen. Ze wordt altijd nog voor de wekker wakker. Carice houdt ervan om met de zon op te staan, zegt ze, en soms hoort ze hun dochter Scarlett tegen zichzelf praten in haar kamer. Scarlett slaapt al lang de hele nacht goed door, maar nog steeds voelt Carice elke draai van haar, haar natte luiers, haar geluiden. Ze weet precies wanneer ze haar uit de wieg moet halen.

Carice gooit een luier in de vuilniszak, ze perst zeep uit het doorzichtige zeeppompje, wast haar handen met lauwwarm water, droogt ze af met een handdoek die deels gemaakt is van viscose uit bamboe en begint het ontbijt klaar te maken. Woosung stapt onder de douche, perst zeep uit het doorzichtige zeeppompje, wast zijn haar met lauwwarm water, droogt zich af met een handdoek die deels gemaakt is van microfiber en begint knopen door knoopsgaten te drukken, manchetknopen door manchetten, riemen door gespen. Carice opent containers, scheurt hoeken van verpakkingen, schenkt uit plastic gecoate kartonnen door tuiten ter grootte van munten, vouwt wikkels af. Ze eten.

Carice trekt een kleine hoeveelheid zeldzame aardmetalen geperst in het formaat van een vel papier naar zich toe, dat, als je het spoor van haar vingers door de tijd heen zou kunnen volgen, ze vaker liefkoost dan haar echtgenoot. Maar als ze gevraagd zou worden hoe dit vel aanvoelt, zou ze alleen kunnen zeggen dat het plat is, dat het glad is. Op het ding leest Carice over een eiland zo groot als Texas dat groeit in het midden van de Grote Oceaan. Ze zou graag de Grote Oceaan eens zien, zegt ze hardop. Woosung antwoordt dat alle oceanen er in essentie hetzelfde uitzien, het is alleen maar water, feitelijk bestaan jij en het voor minstens zestig procent uit hetzelfde. Hij is afwezig, maar zij ziet dat liever als iets romantisch. Ze reikt naar zijn hand.

Het eiland blijft maar groeien in de oceaan, maar het erodeert ook. Voor het begin van decompositie is de temperatuur van een warme zomerdag nodig. Het drijft door het water als een wolk van kwallen. Het verandert in een fijne kleurrijke stof. Het is gegeten door bijna de helft van alle zeevogels. De stukken zetten zich vast in schaaldieren; de geur trekt ansjovis, schelvis, kabeljauw en makreel aan. Draaiend en draaiend, in de steeds wijdere spiraal…

‘…het bloedverduisterd tij, wordt op de wereld losgejaagd’. Carice is weer ongesteld geworden na de geboorte van Scarlett en terwijl ze op de wc zit, opent ze een verpakking, trekt het papier van de plakrand, bevestigt de vaag-bloemig geurende compositie van polyolefinen in haar onderbroek en lacht ze om haarzelf en haar dwangmatige associatie van menstruatie met Yeats. Het bloedverduisterd tij zal worden geabsorbeerd en ingedamd!

Wanneer Carice haar panty optrekt, herinnert Woosung haar aan het etentje dat ze die avond zullen geven voor vrienden. Hij denkt aan mosselen omdat het daar het seizoen voor is, het is een maand met een ‘r’ in de naam. Er is een nieuw recept dat hij wil proberen, mosselen gestoomd met zeekraal, lamsoor en witte wijn. Maar niet iedereen houdt van mosselen, en ze zijn dit jaar niet zo vers, op hun eiland, met de kust die steeds verder van het centrum verschuift. Het weer moet nog warmer worden voordat de kustlijn dichterbij komt. Misschien, biedt Woosung aan, gaan we deze zomervakantie naar het strand, dan zie je eindelijk je zee. De spiegel waar Carice in kijkt is vlak. Hij is glad. Terwijl Carice het doorzichtige zeeppompje indrukt, voelt ze dat Scarlett een natte luier moet hebben.

Dat heeft ze inderdaad en ze heeft honger. Carice stopt een babyflesje in Scarletts open mond. Het soort flesje van twee lagen doorzichtig plastic met een witachtige vloeistof ertussen, zodat wanneer je het schuin houdt, het lijkt alsof de pop aan het drinken is. Het is zo liefelijk. Het komt zo goed.

Mia You (1980) is the author of the poetry collection I, Too, Dislike It. She teaches English Literature at Utrecht University and teaches writing at the Sandberg Institute. Her next poetry collection will be published in 2024 and is called Festival.


Meer van deze auteur