Dat we – N., A. en ik – op een woensdagmiddag naar het Balloërveld fietsen, een hete middag is het, ik denk mei, in ieder geval net voor of net na de zomervakantie, en terwijl we daar over een zandpad ploegen ziet A. ineens beneden ons in de grote kuil van een zandverstuiving twee mensen. Zijn luide kreet. De jongen, veel ouder dan wij, die opstaat en gehaast zijn broek ophijst en het meisje dat in lachen uitbarst. Een brommer naast hen. En plotseling de herkenning. Ze zitten op dezelfde middelbare school, maar dan in de eindexamenklas. De jongen begint woest te schreeuwen. Wij fietsen schaterlachend verder. De volgende dag doen we allemaal – wij, de jongen, het meisje – alsof er niets is voorgevallen.

1972? 1973?

Zündapp 50cc, oranje.

Een heidegebied met zandverstuivingen, tussen Assen, Rolde en Tynaarlo. Sporen uit de steentijd, maar ook grafheuvels en Celtic fields. Vanuit de lucht (of in Google Maps) zijn breed uitwaaierende karrensporen te zien die volgens sommigen teruggaan naar de Romeinse tijd. In ieder geval vroeger dan de Middeleeuwen. Daarna vooral in gebruik bij schaapherders, in de oorlog onderdeel van een Duitse verdedigingslinie, vervolgens oefenterrein voor Defensie.

  - historisch
  - landschappelijk
  - herinnering
  - geologisch (opzoeken)

Op het veld, daags na een grote legeroefening. N. en ik. Overal patroonhulzen, een hele mitrailleurband zelfs, tientallen meters elektriciteitsdraad en tenslotte, aan een van die draden, drie lichtbruine blokken TNT. N. deinst verschrikt terug als ik de ontstekers uit de blokjes draai en de blokken onder de snelbinders van mijn fiets doe. Hij blijft op flinke afstand achter mij fietsen. Thuisgekomen staat de achterbuurman zijn caravan klaar te maken voor de vakantie. Als ik laat zien wat ik heb gevonden, verdwijnt hij, Indiëveteraan, met een snoekduik achter zijn huisje op wielen. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat die blokken TNT niet echt zijn, het was per slot van rekening een oefening, besluit ik naar de kazerne te fietsen en ze in te leveren. De wacht bij de slagboom neemt ze aan en stopt ze in de zijzakken van zijn uniformbroek.

Dat H. (fotograaf), B. (schrijver) en ik een lange wandeling maken – vroege zomer, briesje, stralende zon, spierwitte stapelwolken – en ik vertel over mijn, niet uitgesproken maar wel gedachte, reactie toen mijn vrouw haar vertrek aankondigde: dit hebben we dan ook weer gehad. Waarmee ik maar wil zeggen dat het mij allemaal niet zo raakt, dat wat ik voel vooral

  -opluchting
  -bevrijding
  -rust
  -nu kan ik eindelijk die kutstad verlaten

is.

All Things Must Pass. (George Harrison)

N. is nu alweer vijftien jaar, misschien langer, dood. Zelfverwaarlozing, alcohol. Vooral ongeluk. Zoon van een vader die pas na de oorlog stierf aan de gevolgen van een kamp in Indië, opgegroeid met zijn moeder, die tot dik in de jaren zeventig moest wachten voor ze eindelijk een oorlogspensioen kreeg. Ik wil niet zeggen: bittere armoede. Maar wel een geploeter en gebrek aan geld dat ik, in onze bungalow in een wijkje van NAM-expats, niet eens van horen zeggen kende. Indisch eten. Heel anders dan in restaurants. Krissen en batikdoeken aan de muur. De sigaretten van zijn moeder. Mantano. (Opzoeken).

En tenslotte dat N., pas toen we allebei flink in de twintig waren, zei dat hij homo was en bang was dat hij aids had (wat niet het geval bleek) en mijn reactie: waarom hij dat verdomme niet eerder tegen mij, zijn beste vriend, had kunnen zeggen.

Dat dat misschien wel aan mij lag.

Die gedachte.

Nu pas.

Dat we daar op het Balloërveld lopen, N. en ik, en overal dode en stervende konijnen. Het jaar van de myxomatose. Onderhuidse bulten, blinde ogen hemelwaarts gericht, als in het gedicht van Philip Larkin.

Caught in the center of a soundless field
While hot inexplicable hours go by
What trap is this? Where were its teeth
concealed?
You seem to ask.
I make a sharp reply,
Then clean my stick. I’m glad I can’t explain
Just in what jaws you were to suppurate:
You may have thought things would come
right again
If you could only keep quite still and wait.

Een wandeling met H, die vraagt of hier nu werkelijk zoveel prehistorisch leven is geweest. Om te onderstrepen hoeveel hier wel in de grond zit, schop ik in het gele zand van de grote verstuiving en, verdomd, daar komt een steentijdbijl naar boven. Zij kijkt naar mij, ik kijk naar haar. Zesduizend jaar lang heeft die bijl onder het zand gelegen en nu ziet hij het daglicht tijdens een betoog over de prehistorische rijkdom van het Balloërveld, waarmee een man indruk wil maken met zijn kennis van de archeologie op de vrouw met wie hij nog niet lang geleden is gaan samenwonen, een relatie die twee- drieëntwintig jaar zal duren, twee kinderen oplevert, en uiteindelijk leegbloedt.

Waarmee ik maar willen zeggen: alles komt uiteindelijk naar boven, en alles gaat voorbij.

Dat mijn jeugd in Assen zich afspeelde in
    a) het Asser Bos
    en
    b) op het Balloërveld,
vooral omdat ik niet wilde zijn waar ik was. Dat wil zeggen: niet in Assen, niet in het leven, dit leven, dit uitzichtloze geploeter dat nergens heen gaat, ‘geboorte, ik vouw mij op voor de dood’ en zo, en dat ik, al dan niet stijf van de tryptizol, want dit is allemaal nog van ver voor Prozac en ander snoepgoed voor de depressief angehauchte mens, dat ik dus alleen, in bos of op lege heide, vond wat ik zocht, dat wil zeggen: geen mensen.

Omdat ik niet tegen de mens kan. Omdat de medemens mij raakt en dat ik daar niet mee kan leven. Omdat ik rondloop als een verse schaafwond.

Het plotselinge besef, als ik op een ijskoude, nevelige dag op het Balloërveld sta met een Vlaamse filmploeg. Dat ik hier zou willen sterven, liggend tussen de heidepollen, dat het vlies over je ogen trekt en zo, en de hele wereld onder je, zesduizend jaar leven in de bodem, de vliegdennen, de karrensporen, de jagende wolken boven je, torretjes en wormen, een adder die over je benen glijdt, een zonnetje dat doorbreekt.

  De Boeddha onder zijn boom.
  Tayatha gate gate paragate parasamgate bodhi soha.
  Alles is van zichzelf leeg.
  Tayatha gate gate paragate parasamgate bodhi soha.
  Alles is van zichzelf leeg.

   If you could only keep quite still and wait.