Doctrine

We kunnen de rug rechten als een
stramme eik en langs de weg gaan staan
We kunnen plat op het water gaan liggen
en belletjes blazen tot we van alle kanten
verschrompelen en opgaan in het donker

We kennen de borden die ons normaal
gesproken omringen, de boeken die van
belang zijn. We kennen het Woord in al
Zijn vormen, ook de vleesgeworden versie
die ons af en toe een hengst om de oren geeft
of het verkeer regelt. We kennen de wegen
naar het Goede Leven, gemarkeerd door
de betere wijnen en verfijnd Duits brood
We kennen de buren, hoe ze de voordeur
opendoen, de krant besnuffelen, hun
behoefte doen, de hond uit- en weer
binnenlaten. We weten wie er voor hen
gewoond hebben, en dat zij niet voor
eeuwig zullen rondhobbelen in de zojuist
weer opgeknapte tuin. We kennen de wereld
in al haar vormen, al gaat zij nooit in gesprek

Raadselheren

Het is niet erg om bang te zijn
De ramen spannen zich wel maar ze knappen
zelden in ons aangezicht – de mensen kijken
ze praten het liefst in genoteerde gebeden

In de lucht valt niets te zien
In de verzamelde sterren wordt elk boek dat
je ooit las een stem die de stations aankondigt
Haren, Assen, Beilen, Hoogeveen
tot de koeien stromen vlekken langs ons heen

Het gras licht op en verdort en wordt vermalen
tot cement en steen – alles richt zich op om
de wegen te plaveien. Alles zet zich op zijn kop
De winters en mijn vaders jas, piano en de waterpas
En het wordt donker en het is licht
Tot nader bericht van de raadselheren

Verwijzingen

De wijzers passeren elkander in het rood
Hier staan de huizen in bonte en verteerde tekens
we verzamelen muntjes om naar de oevers te vragen

Huil maar niet dames – darlings
Haalt de zomen van uw jurken in
want hier komt de klokkenboer
Bij de sloot verdronken we kikkervisjes
om te leren hoe laat het kan worden

Breek mijn benen tot een drievoudig pleidooi
Verhit mijn tong tot het gloeiend woord ons in de haren strijkt
(Ach en wee ben ik de klos? Met mijn boog schoot ik een albatros)

Haast u niet, droeve landjonker
de boeren broeien in het stro
ze vatten de lucht op hun schouders
en dragen het lot van een kloppend hart

Eelke van Es (1979) studeerde Engels en pedagogiek in Groningen. Nu werkt hij in dezelfde plaats aan een proefschrift over de poëzie van George Herbert. Hij publiceert sinds kort ook zijn eigen gedichten.

Meer van deze auteur