Kamp

Haat is de vader van het schot. Als hij mikt
tussen je ogen, de schutter, grijnst hij met één oog

gesloten. Maar voor hij kan schieten veert
zijn lichaam op maakt een halve salto knalt

met de voeten gevouwen vlak voor zijn doelwit.
Uit de lucht valt een romige stilte. Neem

een forse boom los in het veld, hang aan één tak
een utopie, aan een andere een wereld

duisterdronken. Zit eronder, schrijf in jezelf verdiept
of lees een verhaal dat speelt in een vormloos

verschiet. Vrede zolang het niet stormt de takken niet
krakken en wat eraan hangt niet tegen elkaar zwiept.




Hand voet oog

*
Waar wil ik mijn ogen voor sluiten? Voor
de tijgerende mannenjongens, de meisjesvrouwen

met borsten om brallers en stillen te lokken? Voor
de man met de roos bij een graf, voor de nacht

die zal vallen? Er is een wereld die anders
wiegt anders dealt met liefde, blessures, die

zolang zal duren als kijken en niet willen
zien. Er is een wereld die het dier streelt

en slacht er is een machtige hand die
beveelt en uitdeelt. Maar wat

*
Iemand zegt: het is om mijn moeder en mijn moeder
is nergens ik loop in een veld langszij een snelweg, dans

de dans van wie verder wil verder en ergens achter mij
woedt een brand. Eentje zegt: niemand is van iemand, mijn vriend

is mijn vriend niet ik glimlach hij lacht spuugt in zijn handen ik
moet hem ontwijken hij weet het en ik laat mij zien

aan een vijand die mij omarmt, maar hij zegt mijn naam niet.
Het is niet dat ik mij ontken mama ik ben het kind van een nooit

betaalde rekening, heb een ziel die gezien wil zijn en mijn lijf
toon ik geschonden op zoek naar vrijheid en binding. Mama

wat moet ik met mijn handen, groot in verhouding tot
wat ik weet, hoe leer ik wat compleet is




Spijspot

Elke ochtend kust de hongerkunstenaar
zijn kookpot, zet die voor zich, mediteert

in kleermakerszit over vissen bladgroen rijst
en de braadlucht van hangbuikzwijn.

Eenmaal verzadigd staat hij op schudt zijn chakra’s los
treedt in zijn hof in en spreekt
lankmoedig met mollen adders de boom

zonder vruchten, verklaart ze zijn liefde terwijl
bloeiend gras onder zijn voeten

buigt zijn enkels en kuiten streelt. Van de teek
die zich vastzuigt en meelift heeft hij geen weet.

Hester Knibbe (1946) debuteerde in 1982 met de bundel Tussen gebaren en woorden en publiceerde nadien nog een tiental bundels. Haar werk is bekroond met onder meer de Herman Gorterprijs, de Anna Blamanprijs en de VSB Poëzieprijs. In 2020 verscheen haar bundel Inzake dit huis.

Meer van deze auteur