1.
Awoert. Awoe-oert!
W gooien onze longen open.
          noemen jullie dit obstructie?
De voorzitter met zijn hart als een gommetje.

We klampen ons vast aan onze botten.
Spuwen onze tanden uit. As.

Wij zijn geen ratten.

De boze ogen van HR wegkrassen. Weg.
Naai een spin in haar maag, in de maag van de zakelijk leider.
Tangrammen tekenen. Met spuug.

In de vergaderzaal branden we salie.


          2.
Het medium spreekt.

          Fluister in een donkere ruimte. Je weet nooit wie er meeluistert.
          Open de deuren naar een alternatief carrièrepad, maar praat niet
          over de toekomst bij de koffiemachine. Er zit een oog in de
          latte-knop. Daarbij, laat koffiedik nooit onbeschermd achter.
          Niemand weet wie de vijand is.
          Wantrouw de idealisten. Ze geven niets uit handen.
          Wantrouw de zwijgzamen. Ze scharrelen door de ruimte,
          volledig in controle van onze projecties.
          Stel geen vragen aan wie huilt. Het verdriet van de wereld is
          besmettelijk. Spuw drie keer over je linkerschouder.
Rookmachine. Waar blijft de rookmachine.
          Dinges, ach, dinges. Wie roezemoest hier met wie.


     3.
We bikkelen met onze vingerkootjes.
We stemmen af op het gefluister.
We trekken thee.
We slaan een nietje tot diep in de nieren van de délégué.
Onze monden klepperen in de wind.


     4.
Ontbloot de koppen. Ram de deur. Op drie. Nu!

          Kssshhh! Kssshhh!
Achteruit, gakkende grijsaards. Rot op, frakske.
          Weg, terugwerkende krachten! Naar microniveau terug!
Klep dicht, sjoemelmans. We gaan
          Wie is hier de chef? Wie?
We gaan ons toch niet
          Hierzie! Kunnen jullie stemmen.
Katsjaka. Grafieken.
En wij maar adem happen.
Wie van ons spreekt?
Strekt er zich een van hen naar voren.
          Luister.
          We hebben jullie niets gevraagd.
Pats!

En dan tsjsjsjsjieuw doorboort een potlood ja recht in het hart van de CEO.


     5.
Dit hondenhart, heeft de sjamaan gezegd, moet bonzen. Tsjak tsjak.
Maar een hondenhart? Tsjak tsjak. Het vraagt bloed. Tsjak tsjak. Om
ons om onze projecties te zien. Tsjak tsjak. Stroboscopen. Tsjak tsjak.
Om ons om onze projecties te zien. Tsjak tsjak. Maar een hondenhart?
Tsjak tsjak. Och kom zeg! Tsjak tsjak. Laat ons toch tsjak tsjak. Laat ons
hondenhart tsjak tsjak. Laat het toch los.


     6.
Hier zijn nu mensen,
algendrinkers,
die je niet ziet komen.

Er zit een kweenie
soort van echo
in dit gebouw.

Een voorspelbare plek
om in stilte je gedachten
op te branden.
Rook.
Rook werkt altijd.

Met mijn adem
in mijn zakken
buiten gegaan.

Lotte Loncin (1987) studeerde Slavistiek en Nederlandse letterkunde, en werkt bij het stadstheater NTGent. In 2019 debuteerde ze in DIG met ‘Arg’ en ‘Ach’. Later verscheen nieuw werk in o.m. Kluger Hans. Haar teksten test ze uit op de podia van De Sprekende Ezels.

Meer van deze auteur