Bij ons thuis was het ophalen van familieverhalen geen populaire bezigheid. Mijn vader vond het best eens leuk om te vertellen over zijn Brabantse ooms die staand op de eettafel in Rotterdam met een glas jenever in de hand luid en tot in de kleine uurtjes uit het blote hoofd toneelstukken van Vondel declameerden, maar we woonden niet voor niets aan de andere kant van het land. Mensen die lang over hun familie vertelden ging hij na verloop van tijd plagen. Zijn geduld ermee was beperkt. Hij was uit volle overtuiging buiten het Rotterdamse familiebedrijf gebleven en het is ook beslist geen toeval dat ik mijn ooms, tantes, neven en nichten van zijn kant van de familie zelden en met grote tussenpozen heb gezien.

Als kind heeft hij vermoedelijk een overdosis familieverhalen gehad. Hij beschouwde zijn moeder als familieziek, en vond dat zijn jeugd geterroriseerd was door haar obsessie voor vage neven, nichten, oudooms en andere verre familie, die eeuwig en altijd op visite waren en kwamen logeren. Ze was dol op genealogie, maar geschiedenis boeide haar totaal niet. Ze wilde vooral weten van welke levende mensen ze allemaal, desnoods aangetrouwd, familie was. Blijkbaar gaf haar dat een onweerstaanbaar rustgevend of opwekkend gevoel. De wereld werd er waarschijnlijk veilig en acceptabel door. Het kon gebeuren dat een wildvreemde zich voorstelde als Wouters uit Dordrecht, waarop zij dan vroeg of hij verwant was aan dominee Dolf Wouters, aangezien diens oom getrouwd was met een dochter van haar oudtante uit Den Bosch. Mijn vader en zijn zus hengelden als zo’n gesprek een keer op gang was altijd gretig maar sluw naar bastaardkinderen, moordenaars, oplichters, waanzinnigen en hoeren in de familie. Tot woede van hun moeder.

Familie was in mijn vaders ogen een riskant fenomeen. Vertrouwd en een bron van steun, maar ook benauwend, een oorzaak van bekrompenheid. Een bouwelement van je identiteit, maar ook zomaar een rem op de ontwikkeling van een eigen leven. Een macht die je kon verblinden en verzwakken. Niet verwonderlijk dat hij meteen na zijn eindexamen, onmiddellijk na de oorlog, liftend door Frankrijk reisde en vervolgens aanmonsterde bij de koopvaardij om anderhalf jaar lang over de wereld te varen. Hij had een hekel aan mensen die zich erop voor lieten staan uit een bepaalde familie te komen of zichzelf wijsmaakten dat ze als familie aanspraak konden maken op de een of andere vorm van voortreffelijkheid. We zijn allemaal domme klootzakken, maar het pleit voor je als je moeite doet het bord voor je kop weg te krijgen. Dat is de beste samenvatting van zijn standpunt in dezen.

Tweehonderd jaar geleden was de heersende moraal dat het individu er is voor de familie, om die draaiende, vitaal en verenigd te houden. De eisen die de familie stelde gingen vrijwel altijd voor conflicterende eigen verlangens. De toekomst van de familie was belangrijker dan de toekomst van een enkeling. Vanaf het midden van de twintigste eeuw heeft er een vrijwel complete omkering plaatsgevonden: de familie, beter nog, de gekrompen versie ervan, het gezin, is er om volwaardige, gelukkige en onafhankelijke individuen voort te brengen en af te leveren. In plaats van trots te vertellen over zijn voorvaderen, zal een modern mens makkelijker met trots het verhaal vertellen waarin hij zich van zijn familie en milieu losmaakte en zijn of haar eigen weg ging. Dat is rampzalig voor het bewaren van familieverhalen. Inmiddels lijkt het erop dat er een verlangen ontstaat om een evenwicht tussen die twee uitersten te vinden.

Als er beweerd wordt dat steeds meer mensen belangstelling voor geschiedenis krijgen, wordt er vooral mee bedoeld dat biografieën, familiegeschiedenissen en voorouderonderzoek populairder worden. Waar de wetenschappelijke geschiedschrijving complexe en abstracte lijnen en structuren in het verleden beschrijft, is het op de schaal van het persoonlijke en familieverhaal, dat het verband tussen het menselijke en de realiteit van de geschiedenis voor een groot publiek voorstelbaar wordt. Een historisch verhaal over de harde realiteit van het vroege industriële kapitalisme in het Londen van 1850 roept halfgeïnteresseerd instemmend geknik op, totdat mensen de originele gerechtspapieren zien van hun betoverovergrootmoeder, waarin staat dat ze, weduwe met drie kinderen, voor valsemunterij veroordeeld werd tot dwangarbeid in een donkere kelder en tien uur per dag kabeltrossen moest uitpluizen tot haar vingers bloedden. Dan overspoelt de historische sensatie hen en vloeien de tranen. Familie als interface tussen geschiedenis en individu.

Literaire verhalen en romans proberen door stijl en het gebruik van metaforische of mythische beelden, en soms door het opvoeren van denkbeelden over mens en maatschappij, de lotgevallen van de personages een meer dan particuliere betekenis te geven. Wat wil zeggen dat ze inzicht geven in algemeen menselijke of historische ervaringen. Tegenwoordig is ook in de literatuur het bewerken van de feiten en documenten uit de familiegeschiedenis een gewilde manier om dat effect te bereiken. In een klimaat waarin fictie al snel als pretentieuze willekeur en non-fictie als cerebraal en onpersoonlijk werkt, is de persoonlijke en literaire bewerking van historische feiten uit de familie een ideale balans tussen literaire kunst en ‘waar gebeurd’.

De feiten en verhalen, de beelden en documenten van familie, zijn het onontkoombare bewijs dat ook hedendaagse, door hun eigen ontplooiing geobsedeerde individualisten het product zijn van de geschiedenis. Het is de geestenwereld waarmee schrijvers als mediums communiceren om te laten zien hoe talenten en onvermogen, verlangens en angsten, geweld en waanzin in individuele levens verweven zijn met de levens van oude en dode mensen en de omstandigheden waarin ze leefden. Historische context voor familiefeiten, literaire stilering en duiding van onoverzichtelijke herinneringen, herkenning en verbazing bij de relativering van het eigen leven.

Ook in films, fotografie en beeldende kunst is het oproepen en portretteren van familieverbanden een kans om de grote geschiedenis waarin al die kleine levens ontkiemen, bloeien en verwelken, in menselijke termen inzichtelijk en herkenbaar te maken. De productiefste geschiedenisles in het middelbaar onderwijs is nog altijd: interview je oma over de oorlog, de atoombom, de jaren zestig, de invoering van de pil, enzovoort. Misschien dat we er in het rijke Westen aardig in slagen individualistisch en vaak zelfs alleenstaand te leven, maar zodra we houvast, inzicht of onze plek zoeken in de grote wereld en de geschiedenis, denken en voelen we nog altijd volgens het model van de familie. Daar kunnen we een geloofwaardig verband zien tussen leven en geschiedenis.

In 2015 en begin 2016 organiseert Castrum Peregrini, het cultureel centrum gevestigd op de Herengracht 401 in Amsterdam, een programmareeks met tentoonstellingen, manifestaties, lezingen en publicaties onder de titel ‘De geheugenmachine, we zijn wat we ons herinneren’. We denken dat we alles onthouden en dat alles wordt vastgelegd, maar de waardevolste culturele herinneringen moeten worden bevochten op het vergeten en op bewuste of ongewilde vervalsing.

Kunstenaars, historici, schrijvers, journalisten, fotografen en filmmakers doen mee aan het project. In De Gids staat deze jaargang in ieder nummer een bijdrage van iemand die deelneemt aan een onderdeel van ‘De geheugenmachine’ of reageert op een van de projecten. Deze eerste keer: schrijver en Gids-redacteur Dirk van Weelden naar aanleiding van de fototentoonstelling Family Affair. Israeli Portraits van Reli en Avner Avrahami, te zien in Castrum Peregrini van 23 januari tot 1 maart.

Dirk van Weelden (1957) is schrijver en redacteur van De Gids. Hij debuteerde in 1987 samen met Martin Bril met Arbeidsvitaminen. Het abc van Bril & Van Weelden, daarna in 1989 solo met Tegenwoordigheid van geest. Hij schreef romans, novellen en bundels met essays en verhalen. In 2022 verscheen zijn meest recente titel: Het voorbeeld van hun liefde.


Meer van deze auteur