Onze tijd wordt evenzeer gekenmerkt door productie en consumptie als door het afval dat daarmee gepaard gaat, het onderscheid tussen wat we waarde toekennen en wat we als waardeloos wegdoen.

Wat er bij de productie vrijkomt wordt geloosd, uitgestoten, verwijderd. En als je iets niet meer wilt, gooi je het weg. Je zet het aan de straat, spoelt het door de wc of deponeert het in de prullenbak. Opgeruimd staat netjes: zodra het uit je leven is verdwenen, is het alsof het niet meer bestaat.

Natuurlijk werkt het niet echt zo: er drijven eilanden van plastic in de Stille Oceaan, de CO2-uitstoot van verbrandingsovens blijft hangen in de atmosfeer, en het water dat we drinken bevat sporen van geneesmiddelen. Alle dingen die ooit zijn afgedankt, bestaan ergens voort.

Afval heeft iets spookachtigs. Een spook zweeft tussen zijn en niet-zijn in, is verbannen naar een schaduwwereld maar kan terugkomen om wraak te nemen. Ongedierte scharrelt rond bij afvalcontainers, demonen rijzen op uit afvoerputjes en toiletpotten. Dat wat we denken te hebben weggegooid, blijkt nooit helemaal verdwenen.

In dit nummer van De Gids gaat het over spookachtig afval. Essays zijn er van de hand van Dirk van Weelden en Bram Ieven, gedichten van Kyrke Otto en Maria Barnas, verhalen van Wytske Versteeg en Lena van Tijen en een beeldbijdrage van beeldend kunstenaar Saliou Assile. In het verlengde van zijn beschouwing gaat Dirk van Weelden in gesprek met filosoof Lisa Doeland, die een promotieonderzoek doet over het spoken van afval.

Edzard Mik, Kyrke Otto en Dirk van Weelden,
namens de redactie