Als Cleopatra’s neus korter was geweest, dan had ’s werelds gezicht er anders uitgezien. Deze befaamde uitspraak van Blaise Pascal is sinds de publicatie in zijn postuum uitgebrachte Pensées uit 1669 een onnoemelijk aantal keer gretig door grote wereldleiders geciteerd. Als Cleopatra’s neus korter was geweest, dan had ze de kracht en dominantie − volgens het oude geloof herkenbaar in de fysionomie van grote neuzen − ontbeerd om Julius Caesar (ook een grote neus) en Marcus Antonius te verleiden, dan zouden er geen burgeroorlogen hebben gewoed in het oude Rome, dan was het duizendjarige rijk onaangeroerd gebleven, en dan spraken we nog allemaal Latijn. Bij nader inzien zou dat nog geen slechte zaak zijn geweest. Het eenvoudige boerenlatijn zou de verstandhouding en het wederzijds begrip in het versnipperde Europa een grote dienst kunnen bewijzen. Helaas is de gevleugelde uitdrukking van Pascal recentelijk van haar universele zeggingskracht beroofd. Onze moderne beschaving vindt Pascals bewering volkomen onbegrijpelijk. Want, zouden we nu zeggen, als Cleopatra’s neus korter was geweest, dan had een plastisch chirurg haar neus wel gecorrigeerd, en dan had ’s werelds gezicht er toch weer hetzelfde uitgezien.

Als we even abstractie maken van ons onvoorwaardelijk geloof in de maakbaarheid van de mens − anders zouden plastisch chirurgen de wereldgeschiedenis bepalen − dan herbergt Pascals bewering twee interessante inzichten. Ten eerste, de loop der geschiedenis wordt getekend door toevallige en onbetekenende gebeurtenissen. Ten tweede, de loop der geschiedenis wordt bepaald door toedoen van zelfstandige en markante figuren. Iedereen begrijpt ogenblikkelijk dat het tweede inzicht volledig rijmt met het eerste inzicht. Toch is Pascals uitspraak dagelijks krachtvoer voor individuele wereldleiders. Leiders willen geloven dat het lot van de geschiedenis zich niet voltrekt door onderstromen van abstracte ideologieën of economische, geopolitieke verschuivingen, maar door de uitgesproken wilsbeschikking van krachtige personen. Ongetwijfeld fantaseerden talloze leiders, zich nog een moment in de spiegel bewonderend ’s avonds voor het slapengaan, heimelijk over de potentie van één hunner afwijkende gelaatstrekken en ’s werelds gezicht. Als de strogele haarflap van Donald Trump langer was geweest, dan had ’s werelds gezicht er anders uitgezien. Ik kan als exponent van onze moderne, geïndividualiseerde maatschappij niet anders dan geloven in de almacht van de individuele leider. Het ideaalbeeld van de samenleving is een blauwdruk voor het ideaalbeeld van leiderschap. Heeft Cleopatra, zodra ze aan de macht kwam, ook niet meteen de naam van haar echtgenoot uit alle officiële documenten laten verwijderen en haar beeltenis in zijn plaats op alle munten laten afdrukken? Cleopatra heeft ongetwijfeld de wereldgeschiedenis veranderd, maar was het haar neus of fenomenaal leiderschap? 

Vraag wat leiderschap is en je krijgt onmogelijke antwoorden. Een leider moet sterk zijn, maar zich ook zwak tonen. Een leider moet aanwezig zijn, maar is op z’n best in afwezigheid. Een leider moet in het volk zijn, maar erboven staan. Een leider moet hard zijn, maar meelevend. Een leider moet in de toekomst kijken, maar zich op het heden richten. Hoe kan leiderschap zich verwerkelijken tot succes als er zulke tegenstrijdige eisen aan worden gesteld? Hoe kan een volk leiderschap waarderen als de leider aan zulke onmogelijke voorwaarden moet voldoen? Hoe kan iemand leiderschap op zich nemen als er zulke tegengestelde menselijke capaciteiten van een mens worden gevergd? Hoe is de onmogelijkheid van leiderschap mogelijk? Onmogelijk leiderschap is mogelijk omdat het niet werkelijk is. Leiderschap bestaat niet. Het is het product van onze verbeelding, het resultaat van een geslaagde imaginaire creatie, een tijdelijk pact tussen de leider en het volk. De ambivalentie van het leiderschap is enkel mogelijk omdat het figureert in het fictieve, zoals we in een droom − zonder ons enig moment te storen aan inconsequentie in tijd en ruimte − gelijktijdig oesters eten in een restaurant, smakelijk seks hebben in bed, met het monster uit Alien vechten en ruzie maken met onze schoonmoeder. De inhoud van de droom is zo overweldigend rijk dat een enkeling zelfs geneigd is er een zinvolle betekenis aan toe te kennen. Leiderschap is een gedroomde wereld, een gedeelde verbeelding, een gezamenlijke leugen. 

Leiderschap is verbeelding omdat het bestaat bij de gratie van de imaginaire creatie van een allesomvattende visie. Een leider wordt een leider omdat hij een nieuwe wereld creëert op de as van de bestaande wereld, het volk een droom voorspiegelt waarin we allen graag willen geloven. Een leider is in staat een nieuwe wereld te scheppen die we zelf niet hadden kunnen verzinnen, maar waarin we ons allemaal kunnen vinden. De duiding van een gemeenschappelijke vijand, een nationaalsocialistisch ideaal, de verovering van zilver en goud in een ver land, het vooruitzicht van het grootste ziekenhuis in het land, het je herkennen in de leuze ‘yes, we can’ of ‘I have a dream’, een reis naar de maan, vrijheid voor iedereen of de zucht naar onafhankelijkheid. Leiderschap voltrekt zich in de acceptatie door het volk van het vooruitzicht op een nieuwe, gemeenschappelijke en beloftevolle werkelijkheid die er nog niet is. Het imaginaire karakter van leiderschap is geen bewuste keuze, kwaadaardige opzet of uiting van megalomane ijdeltuiterij, maar de essentie ervan. Om een nieuwe visie te kunnen ontwikkelen, moet leiderschap voorbijgaan aan de realiteit. De leider kan enkel functioneren als hij zich niet door de realiteit gebonden weet. Als hij zich niet bekommert om de armoede, werkloosheid, honger en uitbuiting, om de administratieve last van de gezondheidszorg, of de realiteit van moeilijk doorwaadbare rivieren of legersterkte van de tegenstander, maar standvastig blijft geloven in zijn eigen ideaal. Visie is enkel mogelijk in de ontkenning van de realiteit. Omdat leiderschap zich niet gehinderd weet door de werkelijkheid, kan de leider besluiten nemen, decreten uitvaardigen, maatregelen treffen die geen redelijk mens zou durven nemen. Door de ongenaakbaarheid van zijn werelddroom kan de leider ongebreideld risico’s nemen. We gaan met olifanten de Alpen over, we staan vóór het einde van dit decennium met een man op de maan, we zullen kernkoppen lanceren. Het is juist omdat de leider onwerkelijke risico’s aangaat en beslissingen neemt die niemand kan nemen, dat het volk wordt bevestigd in zijn verlangen naar de almacht van de leider. Zie je wel, onze leider is een waarachtige leider want hij gaat met olifanten de Alpen over, stuurt een raket naar de maan, of ontwikkelt kernkoppen in weerwil van de hele wereld. 

Het volk laat zich graag leiden door een alleswetende leider omdat leiderschap het imaginaire antwoord is op een reële behoefte. Een behoefte die we allemaal herkennen, bijvoorbeeld wanneer ik aarzel welk huis ik zal kopen, welke hypotheek ik zal afsluiten, welke man ik zal huwen. Dan verbeeld ik me een alleswetende instantie aan wie ik het vermogen toeschrijf dat hij het antwoord wel zal weten, een imaginaire autoriteit waaraan ik de almacht van het absolute weten toeschrijf. Een slimme makelaar, een aardige adviseur of mijn beste vriendin. En elke keer weer wanneer onzekerheid ons overmant, gaan we te rade, en elke keer zijn we ontgoocheld omdat het antwoord tekortschiet, omdat we niet worden begrepen, en elke keer weer beelden we ons in dat de volgende persoon het antwoord wel zal weten, en gaan we opnieuw op zoek. Alle religieuze leiders, yogameesters, mental coaches, psychiaters, psychologen, managementopleidingen, consultancybureaus en caféfilosofen van de hele wereld danken hun bestaansrecht aan die ene universele menselijke behoefte. Die diepe overtuiging dat er een autoriteit bestaat die het finale antwoord op al mijn vragen weet. En als we jaren hebben geoefend om aan deze behoefte te verzaken en we uiteindelijk zijn geslaagd, gelukkig onthecht aan de nood van een alleswetende ander, dan voelen we ons in de steek gelaten. Excellent leiderschap weet deze behoefte en de illusie van alwetendheid in stand te houden door enerzijds mensen bang te maken en anderzijds hen op afstand te houden. De onbenaderbaarheid van de leider houdt de illusie van de almacht van het weten in stand. 

Leiderschap lenigt de reële nood aan een imaginaire alleswetende instantie niet alleen van het volk maar ook van de leider zelf. De verbeelding van het leiderschap kan alleen in stand worden gehouden door de wederzijdse erkenning van volk door leider en leider door volk. Zowel leider als volk heeft baat bij leiderschap, ook al is het irreëel omdat ze allebei in de erkenning van elkaar afhankelijk zijn. Een leider kan enkel een leider worden wanneer hij door het volk als leider wordt erkend, en het volk wordt pas ‘eigen’ volk als de leider het als zodanig erkent. Hoe men ook de macht heeft verworven, door vergiftiging, democratie, massamoord of gekonkel, elke leider moet erkend worden. Dat geschiedt volgens een protocollair overgangsritueel, een kroning of een inhuldiging, met bijbehorende attributen als een gouden koets, een zilveren halsketting, een torentje in Den Haag of een zegelring. Maar ook het volk wordt erkend. Door het staatsburgerschap. De begrippen illegaal, vluchteling, allochtoon, migrant, asielaanvrager voor diegenen die weliswaar in dit land wonen maar niet tot het volk behoren, illustreren het belang van die erkenning. Zelfs, of misschien juist omwille van onze geglobaliseerde, grenzeloze wereld heeft het staatsburgerschap tegenwoordig aan betekenis gewonnen. Staatsburgerschap transformeert de inwoner tot burger. 

In Nederland kan men het staatsburgerschap verwerven door een inburgeringscursus. Tijdens mijn vakantie vorig jaar in juli, op zo’n nutteloze warme dag, wanneer je vermoeid uit je ligstoel opstaat en overdenkt hoe je die lange vakantiemiddag moet doorkomen, bij voorkeur met iets wat een klein beetje nuttig is, maar ook niet te veel energie kost, en geen nare gevolgen heeft, toen bedacht ik dat naturalisatie tot Nederlander een perfect compromis was, en ik belde dus in een impuls de gemeente om te informeren naar de inburgeringscursus. De dame was uiterst geduldig en correct, maar niet vatbaar voor enige humor. Ze wist uiteraard niet dat ik halfnaakt, gehuld in een te kleine onderbroek met mijn tenen wriemelend in het gras en open mond naar de zon lag te staren terwijl zij telefonisch de ambtelijke elementen van het tentamen opsomde. Uit haar taalgebruik en bejegening kon ik opmaken dat ze eenieder die belt voor de inburgeringscursus meteen herleidt tot het prototype van de ongeletterde Berber. Of ik eventueel de inburgeringscursus kon overslaan, omdat ik de mening was toegedaan dat… Geen sprake van, de inburgeringscursus is verplicht, tenzij ik een opleiding had genoten in Nederland. Maar dat had ik niet. Neen, een proefschrift is geen opleiding. Ik zag enkele wolken voorbijdrijven en vreesde dat ze mij het zonlicht zouden ontnemen, ik lig niet graag op het gras in de schaduw. Waarom is de gehele kwestie zo duur, vroeg ik, in de hoop dat ze deze opmerking zou interpreteren als een bewijs van vergevorderde Nederlandse inburgering. Maar ze onthulde me zakelijk en vriendelijk − een tikkeltje opgewonden omdat ik onvoldoende blijk gaf van respect voor de zaak −, dat ik me in ruil voor dat bedrag kon verheugen, als tenminste alles goed was verlopen, op een bijzondere plechtigheid, een officiële uitreiking op het gemeentehuis, waar de wethouder zelfs bij aanwezig kon zijn. Nou, nou, de wethouder… Dank u wel, mevrouw, ik ga er nog eens over nadenken. Ik voelde mij Zwarte Piet door Sint-Nicolaas in de hoek gezet, en trok mijn onderbroek uit mijn bezwete bilspleet.

De dynamiek van wederzijdse erkenning is bijzonder fascinerend omdat ze een intrigerend menselijk verlangen blootlegt. Ieder mens verlangt naar erkenning. Mijn lichamelijke aanwezigheid is onvoldoende om mij in het gezelschap van anderen tegenwoordig te stellen. Mijn persoon is niet mijn lichaam. In de sociale context waarin we ons bewegen, wil ik als persoon door de ander erkend worden. Een woord, een hoofdknik, een handdruk en schouderklop kan al voldoende zijn. Niet erkend worden valt ons zeer zwaar. Het tegenovergestelde van erkenning is niet ontkenning maar miskenning. Ontkenning van een persoon is ook erkenning door de expliciete bevestiging van de afwezigheid van iemands bestaan. Miskenning is het negeren van iemands bestaan, het voorbijgaan aan iemands existentie. Haile Selassie placht zijn burgers te straffen door hen te dwingen elke ochtend op de knieën bij hem te komen, waarop hij hen niet aankeek, hen niet aansprak, hen miskende gedurende maanden, soms jarenlang. Mensen stellen voorwaarden aan erkenning. Erkenning kan nooit gedeeltelijk zijn, maar is alles of niets. Ik kan niet half erkend worden en de ander ook niet half erkennen. Daarnaast is erkenning krijgen enkel waardevol als we diegene door wie we erkend willen worden zelf ook erkennen. De erkenning van het staatsburgerschap is enkel valabel als ik het land en dus ook zijn leider volledig erken. Vanuit dit perspectief verhindert de dubbele nationaliteit per definitie elke vorm van integratie. Een dubbele nationaliteit is in principe onmogelijk, omdat ze van de burger vereist dat hij het leiderschap geheel erkent van twee verschillende naties die nooit volledig kunnen samenvallen. Een Turkse Nederlander moet zowel het Turkse als Nederlandse staatshoofd volledig erkennen. Omdat erkenning absoluut is en beide leiders geen identiek beleid voeren, is dubbele erkenning zonder interne tegenspraak onmogelijk. Daarom is een Turkse Nederlander geen Turk en geen Nederlander, maar blijft hij eeuwig Turkse Nederlander, gevangen tussen twee naties, wat integratie onmogelijk maakt. 

Erkenning is enkel waardevol als de erkenning niet wordt afgedwongen. Erkenning werkt alleen als diegene die me erkent onafhankelijk en zelfstandig kan beslissen me ook niet te erkennen. Ik voel me het meest erkend door diegene voor wie ik zelf de meeste erkenning heb, en die ik dus juist niet in mijn macht heb. Een leider wil eerst en vooral door andere leiders worden erkend. Maar de leider is ook afhankelijk van het volk omdat hij hun erkenning moet krijgen en die niet kan afdwingen. Een dictator leidt niet maar lijdt. Omdat een dictator niet van nature wordt erkend, wordt hij gedwongen de meest wrede maatregelen te nemen tegen zijn eigen volk, volgens zijn koppige misvatting dat meer repressie tot meer erkenning zal leiden. Democratie, hoe onnozel ze ook wordt uitgevoerd, speelt een essentiële rol in het spel van erkenning. In een democratie geeft het volk het leiderschap te kennen dat ze de mogelijkheid bezit leiderschap niet te erkennen. De recente discussie rondom het referendum in Nederland is illustratief voor het belang van dat recht. De discussie voltrekt zich minder om de inhoud van het referendum dan om het recht op een referendum. Ze houdt de wederzijdse erkenning in stand. 

In het spel van de erkenning wordt duidelijk dat mijn recht op bestaan afhankelijk is van de mate waarin ik door de ander word erkend, en dit geldt zowel voor de leider als het volk. Daaruit volgt dat de ‘vrije wil’, die tegenwoordig druk wordt bediscussieerd, enkel mogelijk is binnen de dynamiek van de wederzijdse erkenning. De stelling dat mensen geen vrije wil bezitten omdat ze alleen maar hun hersenen zijn, is in dat opzicht een merkwaardige redenering. Uiteraard zijn we alleen onze hersenen, tenminste… voor zover we alleen een lichaam zijn. Maar niemand is alleen zijn lichaam. Als mens met een lichaam maken we deel uit van een sociaal systeem waarin we persoon worden door wederzijdse erkenning. De vrije wil is een wederzijdse gift, uitgewisseld in de wisselwerking tussen personen aan wie we de gunst verlenen een zelfstandig subject te mogen zijn. Uiteraard is er een vrije wil, maar hij is niet vanzelfsprekend en zelfs niet van mij. De vrije wil is geen eigenschap van de mens zoals intelligentie of spierkracht, het is een intersubjectieve manifestatie geboren uit menselijke interactie die mij wordt gegund door de sociale gemeenschap waarin ik word opgenomen. Mijn vrije wil deint mee op de maatschappelijke golven die me dragen, evengoed als mijn hersenen meedrijven in onze soep van lichaamssappen waarin ze dobberen.

Het imaginaire karakter van leiderschap is zelfbekrachtigend. De leider ontwikkelt een visionair ideaal, dat per definitie de onmiddellijke werkelijkheid overstijgt, waardoor hij risico’s kan nemen die irreëel zijn en dus bovenmenselijk, en dus het ontzag van het volk voor zijn imaginaire almacht versterken, waardoor de leider zich bevestigd voelt in zijn rol van alwetende leider, en hij nog meer wordt aangemaand imaginaire idealen na te streven, die nog minder aan de werkelijkheid getoetst kunnen worden, waardoor leiderschap in principe definitief onfeilbaar wordt. Zolang de leider zich tenminste ophoudt in de verbeelding. Leiderschap heeft er dus alle belang bij het volk gezichtspunten voor te spiegelen die niet gerealiseerd kunnen worden om aan de toets van de werkelijkheid te kunnen ontkomen. Leiderschap moet over verbeelding gaan. Als de maan is bewandeld dan gaan we naar Mars, als Europa is veroverd dan nemen we Moskou in. Een leider tekent een ideale wereld die haar bestaansrecht ontleent aan haar onrealiseerbaarheid. Het niet tot stand brengen van die visie is geen belemmering voor leiderschap, maar juist een bestendiging. Wilders belichaamt een gedachte die haar waarde ontleent aan het gegeven dat ze niet in reële daden zal worden omgezet. De werkelijkheid kan hem ontmaskeren, maar hij zal zijn schuilplaats van onrealiseerbare meningen en opinies zelden verlaten. Hij is gedoemd tot verbeelding. In de film The Usual Suspects wordt de hele plot gedragen door de mysterieuze, criminele leider Keyser Soze. Hijzelf is geen seconde zichtbaar in de film, maar de wrede legendes over Keyser Soze die eerder verkiest zijn vrouw en kinderen dood te schieten dan gechanteerd te worden, bepalen wel de handelingen van de personages, de acties van de politie, kortom de hele verhaallijn. De film illustreert ragfijn hoe imaginaire verzinsels rond een fictieve leider effectief ons handelen kunnen beïnvloeden. Hoe afweziger de leider, hoe effectiever zijn bewind. Uiteindelijk gaat de angst overheersen. Ik geloof niet in God, maar ik ben wel bang voor hem. Door zijn afwezigheid werd Osama bin Laden een onwerkelijke status van meesterterrorist aangemeten waarmee hij de hele wereld in spanning hield. Maar de meest gezochte terrorist ter wereld was in realiteit een oude man die zijn inspiratieloze dagen doorbracht met het eindeloos bekijken van tweedehands seksvideo’s. Naarmate leiderschap zich verder ontwikkelt, is afwezigheid belangrijker dan aanwezigheid om de verbeelding van het leiderschap in stand te houden.

Omdat leiderschap ontworteld raakt van de werkelijkheid door deze te vermijden of te ontkennen, neigen de leider en het volk zich ertoe gaandeweg te verliezen in verbeelding. ‘Die avond in Lodi begon ik te geloven in mezelf als een uitzonderlijk persoon, en werd ik begeesterd door de ambitie grootse daden te verrichten die tot dan toe enkel in fantasie bestonden’ (Napoleon Bonaparte). De leider gaat zich vereenzelvigen met het leiderschap. Hij ziet ’s ochtends een leider in de spiegel en niet diegene die een rol vervult als leider. De leider komt in de verleiding zich de karakteristieken van zijn functie persoonlijk toe te eigenen, en gaat toevallige omstandigheden ten onrechte interpreteren als resultaten van zijn beleid. Leiders overschatten hun mogelijkheden en gaan de wereld aan hun verbeelding aanpassen. Kapitein Edward Smith bleef geloven in de onzinkbaarheid van de Titanic. Hitler zette in de nadagen van het Derde Rijk vol overtuiging onbestaande troepen in om Berlijn te verdedigen. Niet alleen dicht de leider zichzelf bijzondere kwaliteiten toe, ze worden ook door het volk aan de leider toegedicht. We zijn niet meer in staat de leider in zijn reële proportie te zien. Tot op die hoogte dat het volk zelfs mede-lijdend het leiderschap beschermt tegen een pijnlijke confrontatie met de werkelijkheid. Toen de Franse filosoof Lacan op het toppunt van zijn (Franse) roem in 1975 in New York werd uitgenodigd voor een lezing, stond hij erop een vip-rondleiding in de musea te krijgen. De slimme gids die Lacan wilde behoeden voor een pijnlijke confrontatie met de rauwe realiteit dat niemand in New York hem kende, had de museumdirecteur ingefluisterd dat de beroemde Franse filosoof Jean-Paul Sartre zijn gast was. Lacan genoot van zijn georkestreerde roem en werd ontvangen met de egards waaraan hij zo gehecht was en waarop hij veronderstelde recht te hebben als beroemde Franse filosoof. De nieuwe kleren van de keizer. 

De verbeelding van leiderschap maakt het gevaarlijk, verleidelijk en verslavend. We willen de verbeelding in stand houden. Het bestendigen van leiderschap is niet het gevolg van een verlangen naar meer macht, maar van angst voor de macht van de ander, van vrees voor de werkelijkheid. Door de almacht van hun verbeelding en de verbeelding van hun almacht zien leiders onherroepelijk hun ondergang tegemoet. De afloop van imaginair leiderschap is altijd fataal. Elke droom eindigt. Wanneer we wakker worden, spat de droom uit elkaar. Zoals de bolgespannen, reflecterende zeepbel haar spankracht verliest of langzaam maar onontkoombaar tegen de ruwe muur van de werkelijkheid aan drijft. Leiderschap spat uit elkaar. Leiderschap is zelfvernietigend, omdat de angst om de werkelijkheid te confronteren groter is dan de angst om te sterven. De dood wordt de enige werkelijkheid en de enige werkelijkheid wordt de dood. Sommige leiders hebben genoeg aan de dood van zichzelf − de lijst aan suïcides van leiders is onnoemelijk lang en reikt van Evan Braun tot Robin Williams − anderen nemen in hun megalomanie hun volgelingen mee, zoals Adolf Hitler en sekteleider Jim Jones. Maar zelfs in de dood houdt de verbeelding stand. Het volk accepteert de dood van het leiderschap niet. Dus zijn er ingewikkelde complotten, raadsels, mythes, buitenaardse wezens of zelfs onsterfelijkheid, want de verbeelding is hardnekkig. Elvis Presley leeft toch nog, evenals de laatste Russische tsaar, dr. Mengele, of hun nageslacht via klonen of ingevroren DNA. Een betekenisvol persoon kan niet betekenisloos ten onder gaan. 

De verbeelding wordt zo levendig dat de werkelijkheid zich eraan aanpast. Een waarachtig leider leeft verder in de verbeelding ver voorbij de grenzen van zijn vergankelijkheid. Waardoor we ons tweeduizend jaar later nog altijd Cleopatra herinneren. Cleopatra heeft ongetwijfeld de wereldgeschiedenis veranderd, maar was het haar neus of fenomenaal leiderschap? Haar neus was haar fenomenaal leiderschap.

Damiaan Denys studeerde filosofie en geneeskunde aan de universiteit van Leuven. Hij is hoogleraar psychiatrie aan de universiteit van Amsterdam (AMC), en neurowetenschapper aan het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (KNAW-NIN). Hij was in 2015 te gast in het televisieprogramma Zomergasten (VPRO) en speelt een theatermonoloog over onze angstcultuur. In het najaar verschijnt zijn eerste boek: Angstparadox

Meer van deze auteur