macheella michailee michola micham:
wij nemen de gebroken wereld minnend in de mond
wij helen de naakte lijven liefkozend van hun wonden
wij zetten de geknakte zielen onomwonden bloot & recht

& in de loopse orde der eeuwig wemelende verbonden
verknopen wij de zang aan ’t verglijden van de monden
waarin wij ter dood aan ons versproken staan & stonden

& zo versteven wij verstijvende de barsten in van nu

(uit: VLAK 8)

Een trage stoet vol deernis wekt verdriet &
zie: bij het zwart achter de hoge ramen we
deinzen schokkerig achteruit want plots

de zwarte angsten spiegelen zich in zwarte angsten &
in de metronoomslag van het nare putten wij ons uit
in loodzwaar geritmeerde excuses, starre gebeden

die ons vergeven de oogafwendingen zoals wij u vergeven
de hoopgevende schoonheid in het licht van de tunnel
naar de zwartrode pletmuur waar gij ons verbrijzelt, de gebeden

waarin wij keer op keer de moed vinden voor nieuwe beloftes.
We beloven elkaar de verlossing in: in, op & door elkaar,
zoals wij ook verlossen de anderen: in, op & door elkaar, de gebeden

Waarin het telkens opwaarts gaat & neerwaarts dan:
we hebben het, we hebben het geheel in de hand, we
nijpen de tijd & het al & het bloed uit het lopende zand.

(uit: VLAK 11)

Bloed & bodem

Bloed moet vloeien. Geld snelheid maken. ‘Onheil kome’, zo
verwoordt de speakerin het & ‘wrijf het hun met de fabelolie in’. Sloerie.
Pokkewijf. Trek nog wat van die stekkers uit. Sla nog wat schermen in.

Dieper de nacht in dienen wij ons te duwen nog, schatje,
verder de vernieling in. O liefde: sla mij in de droeve gesel</span>
van je frêle armen, klink mij in de klamme sloten
van de minnetaal, verguis dit comateuze ik!</em>

• Ik druk mijn gelaat in de zwartste inkten op je bodem.
• Ik spreek je uit, achterwaarts, voorwaarts, van het blad, uit het hoofd.
• Ik pruts de laatste knoopjes van je ongeloof open.
• Ik snij de linten op je bevende schouders door.

Wij, herauten van de leegte: onze traan versplintert, sist
in de weidse woestijn van de onophoudelijke dood.

De bodem verrot.

(uit: VLAK 16)

Beloven doen we dat we komen

Dat hardvochtige vermurw ik, zegt ze.
Daar plant ik een vinger, beweert hij.
De hals verweekt, zo wordt verteld

(& een hand gaat door je blazen) (& de lucht
valt uit je zucht) (& de wanhoop hapert, het
hebberige snikken zet zich in de vette
schilfers van het tijdeloze af).

De tijdsslakken als hulzen van het onvatbare
schieten ons hun lege kogelbanen door het hoofd
zodat wij ons geloof weldra ook lichamelijk
bekennen. De bastaards! De afvalligen! Het canaille!

Het schelden als schilden versterkt onze leegte, ons
sterven de namen als uischillen bruin af, de etiketten
verbleken, de bestanden die wij waren strepen zich
bij elke lezing verder uit. Wij wassen ons wit zoals gij

ook ons de ogen uitfreest. Beloven doen we het u.

Elke daad is de wees van een gedachte. Elke golf
van ons is een wissel uit het spoor van ik. Elke
opstoot van ons is de reststroom van een heftig
wrijven lijfje ik op lijfje jij met beiden ter kitteling
een meute fanaten briesend & tierend van nijd
in de zij. Beloven dat we komen.

(uit: VLAK 16)

De strandjurk oplichten

Voorzichtig. Omzeil de verrukking, dat zinkt toch maar als reumatiek
het gebeente in. We heffen aanvankelijk de jurk tot op de heupen slechts.
De maan fonkelt maanlicht op je naakte dijen. ‘Een waarheid’, fluister ik
‘herhaalt zich niet’ & ‘je trekt mij als het trekken van de maan’. Stilte.

Het droge zand schelpt je nog omstandig haar nee maar de weerstand
in de scène is een kronkeling van eerdere acteurs, het ritmische breken
van de bruisende golfslag wil al dat springtij van ons, een hoogwit ruisen,
het kabaal, namelijk, van de stilte beukend op het witte, mensvreemde strand.

“De verbeelding zet zich door het vel heen aan het vlees.”
“Een verstrengeling van lichaam vindt plaats meestal ’s nachts,
de verstilde klomp van het rozige hunkeren, het sensuele
verrimpelt delicaat het strakke dagkleed van de verwensing.”

Ik giet je huid & lippen in de kom met ontbijtgranen. Dat bed, dat daar
met de gele lakens, dat lees ik je in als de lopende code van ons verlangen.

(uit: VLAK 16)

Autobiografie (orgastisch) van de lezer

Even later vloekt je lichaam mij luidop na, de nacht in,
de nacht, waarvan wij ons op het einde al afvroegen
waar blijft het einde hé einde ha ben je daar

Elke gedachte is zo het eeuwige trillen</span>
van uw afwezigheid in het verval
van mijn gedachte.</em>

Haar verwording die oscilleert
tot ik echt wel van je hou. Een u

dat ik bij je trillende
lurven gespiesd liefheb, dit klapwiekende
libellenlijfje dat ik in het licht hou
van de verdere aftelling. 24, 23…

Het schattige mormel.

Het universum dat je door je tijdsbaan stompt & stoot,
verratelt elders mijn geborgen melodie. Je zal het pas zien
als je het hoort, & dan is het te laat. Ik flits in u

(klaar is als ik stik in u).

(uit: VLAK 16)

Lucifers van het lot

[duet van izeganz & reva]

In deze stad van palen, blokken, adders & cimbalen
duwt je stem de droeve schoonheid uit de luchten,
breekt je lichaam de verte in de volgepropte straten aan.
Onze hond verdraagt het niet & blaft om stilte. & Ik,

uw licht ontzegt mij elk verspreken,
uw stralen doet mij in uw klaarte openbreken.

Ik draai het deksel op dit kolken liever niet meer open.
Niets verhardt het donkere woelen daar tot klare schijn.
Uw mes haalt echter laag na laag de dikke aangroei open &
het bloeden bindt de golven pijn in golven aan de pijn. & Ik,

bij elke aanblik los ik in uw wilde tover op,
bij elke wending valt het zingen als een bodem uit mijn zijn.

Je draait je lichaam als een lampje in het zonlicht aan
de zon verzakt, mijn hand vermolmt & jij blijft staan.
De duisternis heeft in je licht nu ook een klaar bestaan.
Jij hebt mij met je bulderende zinnen aangedaan. & Ik,

ik heb mijn zwijgen in uw zwijgen aangesneden,
ik heb mijn klacht in hoger trillen doen vergaan.

(uit: VLAK 17)

‘Het Pad van de Wenende Nacht’ is een literair programma, een update van ‘Zangezi’ van Velimir Chlebnikov. De broncode voor het programma is net als Zangezi opgedeeld in een twintigtal ‘Vlakken’. Het Pad wordt voor de eerste maal uitgevoerd tijdens de eerste editie van het Klebnikov carnaval een deelnemersfestival gehouden in Kessel-Lo, België van 17 t.e.m 24 augustus 2008.

Dirk Vekemans (1962) studeerde Germaanse filologie in Leuven, en is na een carrière in de Leuvense horeca sinds 1999 zelfstandig actief als webdesigner-programmeur. Hij is auteur van de 'Neue Kathedrale des erotischen Elends', een netverschijning met materiële uitlopers op www.vilt.net/nkdee, onderhoudt dagelijks een literaire blog op vilt.wordpress.com en is ook initiatiefnemer van het internationale samenwerkingsverband voor creatieve codeerpraktijk POETRY KESSEL-LO POEZIE op www.vilt.net/kessello.

Meer van deze auteur