In Kathmandu (Nepal) is de yeti, of ‘sneeuwmens’, mythe en handelswaar tegelijk. Een kruising tussen een beer of een aap en een spaarvarken. Geen Nepalees of Tibetaan piekert erover het yeti-mysterie op te lossen. Integendeel, ze hebben er groot belang bij de geruchten te voeden, steeds opnieuw verwarring te zaaien om zo het mysterie in stand te houden. Wat werkelijkheid is en wat legende moet vooral niet ontrafeld worden. Je kunt er in toeristenwinkels botten of dansmaskers van yeti’s krijgen, of stinkende stukjes dierenvacht die van yeti’s afkomstig zouden zijn. Nog altijd schijnen veel Tibetanen ervan overtuigd te zijn dat de mensen afstammen van een oerwezen dat hoog in de bergen leeft.

De Tibetanen en Nepalezen zien van oudsher de yeti als een bovennatuurlijk wezen met een hiërarchische positie tussen het dier en de mens in. Eeuwen geleden – en voor velen geldt dit nog steeds – werden mensen niet gezien als uitzonderlijke primaten, als dieren dus. De yeti, die in de Nepalese bevolkingscentra schitterde door afwezigheid, zou extreme koude kunnen verdragen en geen last hebben van duizeligheid door zuurstofgebrek in het hooggebergte zoals de mensen. De yeti was niet alleen gevaarlijk – hij zou met één ferme slag een yak kunnen doden – maar ook beschermheer van verboden terrein. Hij zag erop toe dat de besneeuwde dalen en steile hellingen ontoegankelijk bleven voor infiltranten. Kortom, een wezen met uitzonderlijke eigenschappen, die veel Tibetanen en Nepalezen graag zelf zouden bezitten.

Eind jaren negentig publiceerde de Italiaanse Reinhold Messner uit Zuid-Tirol een boek Yeti. Legende und Wirklichkeit. Dat ging, anders dan zijn eerdere publicaties, niet over het beklimmen van bergen. Messner had verhalen over het bestaan van de yeti, de ‘verschrikkelijke sneeuwman’ of beter ‘sneeuwmens’, nooit zo serieus genomen, terwijl hij zelf nogal wat eigenschappen bezit die aan de yeti worden toegeschreven: onverschrokken, sterk en behendig, uitzonderlijk doorzettingsvermogen, bestand tegen extreme koude en zuurstofarme lucht. Verhalen over de yeti waren volgens de sceptische Messner vooral folklore. Niet meer dan traditionele mythen en legenden, die vermoedelijk al meer dan duizend jaar een rol spelen in de Tibetaanse en Nepalese cultuur.

Messner was een ervaren en beroemde bergbeklimmer, die talloze malen de Himalaya bezocht. Als eerste wist hij de Mount Everest te beklimmen zonder zuurstofapparaat. Dit is een gewaagde exercitie, maar het lukte hem. De yeti had er een geduchte concurrent bij. Tijdens de bekend geworden Nanga-Parbat-expeditie verloor Messner weliswaar zeven tenen, maar het idee te stoppen met klimmen kwam niet bij hem op. Kortom, een stoere man die steeds zijn eigen fysieke grenzen opzoekt. Maar Messner zocht meer.

De idee of meme van ‘de yeti’, ‘yeren’, ‘almas’, ‘chemo’, of hoe het mysterieuze wezen lokaal ook genoemd mag worden, nestelde zich in de afgelopen eeuw wereldwijd in de hoofden van ten minste een miljard mensen. Een besmettelijke meme die ‘God’ inmiddels op de hielen zit. Sinds de jaren twintig van de vorige eeuw is het aantal Europeanen, Amerikanen en Chinezen dat de Himalaya bezocht snel gegroeid en de meesten van hen zullen daardoor verhalen over de yeti hebben gehoord. Want het duurt nooit lang of sherpa’s beginnen, tijdens de lange avonden die in een yurt of nomadentent worden doorgebracht, geheimzinnig te fluisteren over dit mysterieuze wezen. Het zou op twee benen lopen en meer dan twee en een halve meter lang zijn. Het lichaam van de yeti zou zwaar behaard zijn en meestal oranjebruin van kleur, al waren er ook berichten over ontmoetingen met lichtbruine, zwarte en witte yeti’s. Het dier laat voetsporen na die aanmerkelijk veel groter zijn dan die van een mens en zelfs groter dan de ecologische voetafdrukken van zijn belagers, de westerse of Aziatische yeti-jagers.

De voetsporen van de yeti zouden stinken naar zweet, ranzig vet, en een ‘berenlucht’ verspreiden. Waarom zouden het dan geen beren zijn, vraag je je af? Bruine beren of, wie weet, kansarme kraagberen die in het bos geen plek wisten te veroveren en noodgedwongen de bergen introkken? Dat komt voor. Net zoals vossen die uit de Waterleidingduinen bij Haarlem werden verdreven inmiddels de periferie van Amsterdam hebben bereikt. Maar Messner achtte het onwaarschijnlijk dat het beren waren, want daarvoor waren de voetafdrukken die worden beschreven te groot. Reusachtige, stapsgewijs geplaatste geurvlaggen liet de Grote Afwezige keer op keer achter. Markeerden die zijn revier, of wilde hij met zijn voetsporen alleen de verbeelding van de yeti-jager prikkelen en diens scepsis een knauw geven? Iets of iemands afwezigheid voedt de verbeelding en is zeker voor veel kunst en religie essentieel. Als de verhalen op waarheid berusten, zijn de zweetvoeten van de yeti, hoeder van de Himalaya, kennelijk nog functioneel ook. Bij sommige jager- en verzamelaars die op blote voeten lopen is het betreden van andermans geurende voetafdruk nog altijd een belediging. Dan kom je aan de bezitter van de afdrukken zelf.

In de vorige eeuw bestond er een Sovjet-commissie ter bestudering van harige mensachtigen. De Russische onderzoekers van deze vroege hominiden, memoreerde Tjalling Halbertsma in zijn boek Yeti-jagers (2008), hielden verhalen over de yeti ‘voor lama-praatjes. Bangmakerij van boeddhistische lama’s, om het volk in hun greep te houden’.

Ook waren er in die periode Chinese specialisten in de verborgen dierenkunde, actief. Deze cryptozoölogen hielden zich bezig met de bestudering van Zeldzame en Vreemde Wezens als de yeti, of yeren zoals het dier in hun contreien heet. Zoals bekend gingen de Chinezen de afgelopen halve eeuw vreselijk te keer in Tibet. Er is daar niet minder dan culturele genocide gepleegd. Tibetanen werden vervolgd, cultureel erfgoed zoals kloosters en tempels werden beschadigd of vernietigd en de lokale religie werd verboden.

De voetsporen van de yeti stinken naar zweet en ranzig vet

In 1951 fotografeerde de Britse bergbeklimmer Eric Shipton op de Menlung-gletsjer tussen Nepal en Tibet een reusachtige voetafdruk van een wezen dat aanmerkelijk veel groter en zwaarder is dan een mens. Een spook van gewicht. Of was het heel banaal een beer met platvoeten? De foto gold lange tijd als het beste bewijs voor het bestaan van de yeti, al waren er nauwelijks of geen serieuze onderzoekers die er iets in zagen. In elk geval was de aspirant-yeti geen overgebleven Neanderthaler, zoals wel werd geopperd.

Al vanaf 1960 raakten Chinese academici, cryptozoölogen, geïntrigeerd door het yeren- (yeti)-mysterie. Zou het om een Gigantopithecus blacki kunnen gaan, een reusachtige mensaap die officieel al 200.000 jaar was uitgestorven?

Onder leiding van de Chinese hoogleraar Zhou die – net als talloze andere cryptozoölogen – door Halbertsma werd geïnterviewd, kamden in de jaren negentig honderden soldaten met drijfhonden het Chinese deel van de Himalaya uit om de laatste levende exemplaren van de yeren te vangen, of te doden. Zhou bezat een grote collectie fossiele overblijfselen van de Giganthopithecus, zoals kiezen, beenderen, stukken schedel, maar een levend exemplaar kwam hij ook nu niet tegen. Inmiddels geloofde hij niet meer in het bestaan van de yeti, yeren of almas. De zoektocht naar de levende yeren leverde niets op, behalve dan erkenning voor het mysterieuze wezen. Want hoe bedreigend zo’n yetirazzia ook is, op zo’n moment voel je je als fabeldier wel serieus genomen.

Aanwezigheid van een afwezige kan zich op talloze manieren manifesteren, niet alleen door sporen in de sneeuw. Rondom een traditionele yurt brengen de dieren van de nomaden de nacht vaak door in een zeer bepaalde configuratie. Een buitenring wordt gevormd door de grote yaks, daarbinnen bevinden zich de volwassen geiten en schapen, en in de binnenste ring de lammeren en geitjes, zodat zij zo goed mogelijk beschermd zijn. De buitenring van yaks zou kunnen worden opgevat als een verdedigingslinie tegen de yeti, al zou het evengoed om een andere potentiële belager kunnen gaan, bijvoorbeeld een beer, wolf, of de zeldzame sneeuwluipaard.

Yeti’s, zo gaat het verhaal, roven bij gelegenheid niet alleen geiten of lammeren, maar ook meisjes en jonge vrouwen. Voor vrouwen op leeftijd tonen ze geen enkele belangstelling.

Wel circuleren er verhalen over vrouwelijke yeti’s die vitale mannen grijpen en meesleuren naar hun onderkomen in de bergen. Een van de Chinese geleerden speelde daarop in door zich in een harig apenpak te hullen en, noteerde Halbertsma, met een handvol dadels als levend lokaas de komst van een bronstig yeti- (of yeren)-wijfje af te wachten. Veel voorkomend ingrediënt van deze folkloristische verhalen is dat yeti’s nageslacht kregen met de vrouw of man die ze hadden geroofd. Nageslacht dat ‘betwixt’ was: half mens, half dier, ook wel beschreven als een kruising tussen een bovennatuurlijk wezen en een mens. Hybride wezens dus, wat wereldwijd haast een garantie is om te veranderen in een ‘monster’ van niveau, zoals de centaur of sfinx. Een kruising tussen verschillende, voor eeuwig en dus onveranderlijke, godgeschapen soorten, druiste, in de ogen van orthodoxe gelovigen, in tegen de goddelijke orde en was om die reden op veel plaatsen taboe. Waarschijnlijk is de wijdverbreide weerzin tegen het overhevelen van genen van de ene biologische species naar de andere daarop, tenminste voor een deel, terug te voeren.

Messner reisde naar de Himalaya, en ging alleen op weg – zonder sherpa’s of gidsen. Hij kwam in gebieden die steeds dunner bevolkt waren en passeerde steeds minder karavanen. Nederzettingen waren er zo hoog in de bergen al helemaal niet meer, paden en wegwijzers ontbraken ten slotte. De stoere Messner, die alle veertien bergtoppen in de wereld die hoger zijn dan 8000 meter wist te bedwingen, stond er nu helemaal alleen voor. In zijn boek beklaagde hij zich over zijn eenzaamheid. Tja, wat wil je als je naar de afgelegen Himalaya reist en in je eentje wekenlang te voet het hooggebergte in trekt. Je kunt ook je ouders vermoorden en je er vervolgens over beklagen dat je wees bent. Zoiets heet een gotspe. Maar zijn eenzaamheid leverde Messner wel iets op, namelijk Geloof. Van de ene op de andere dag werd hij van scepticus new born yeti-believer, waarbij in het midden blijft wat een yeti nu precies is.

Hij liep op een avond moederziel alleen en werd door de alarmroep van gemzen alert gemaakt op de aanwezigheid van iemand of iets. Hij keek zoekend om zich heen en schrok zich vervolgens bijna dood. Een reusachtig wezen, met zwaar behaarde voeten, verhief zich in zijn nabijheid op twee benen, om vervolgens weer op te lossen in de schemering.

Messner besefte het op dat moment waarschijnlijk nog niet, maar dit is typisch yetihumor. Nergens te bekennen zijn, wekenlang verstoppertje spelen, uit het niets briesend te voorschijn komen om angst in te boezemen en te imponeren, en dan als toegift verdwijnen met achterlating van het notoire, niet zelden kilometers lange, voetspoor.

Een reusachtig wezen, met zwaar behaarde voeten, verhief zich op twee benen

Messner onvoorwaardelijk yeti-believer noemen is niet helemaal eerlijk, want in het bestaan van bovennatuurlijke wezens geloofde de nuchtere Messner nog altijd niet, maar hij was er wel van overtuigd dat er, naast de yeti uit mythen en legenden, ook een zeldzaam en groot dier moest zijn dat maar heel af en toe gezien wordt, en dat zich juist aan hem had geopenbaard… Een beer vermoedelijk. Om zichzelf moed in te spreken memoreert Messner de Afrikaanse gorilla’s die tenslotte tot een eeuw geleden nog als fabeldieren werden beschouwd.

Messner was tijdens tientallen expedities in Tibet en Nepal nooit eerder zo’n groot beest tegengekomen. Hij stond aan de grond genageld, niet in staat zijn fototoestel te pakken. Zo verlopen ontmoetingen met vermeende yeti’s meestal. De yetijager schrikt zich lam, en krijgt, heel begrijpelijk, zozeer de bibberaties dat eventuele foto’s te sterk bewogen zijn om als bewijsmateriaal te kunnen dienen, laat staan om de verschijning te determineren. Die nacht kookte en borrelde het in het brein van de drietenige bergbeklimmer. De onwankelbare Messner had op zijn schuimrubber matras een Alptraum in de Himalaya en zou nooit meer dezelfde zijn.

Messner besloot, net als zoveel cryptozoölogen die hem voorgingen, een onderzoek te doen. De yetiverering, ontdekte hij al snel, is een vast ingrediënt van het religieuze leven van de Himalayabewoners. Ooit was de protoboeddhistische, nog sjamanistische Bon-religie in Tibet wijd verbreid. Die religie kende een ritueel waarbij offers met yetibloed en een yetiscalp een belangrijke rol speelden. Het bloed van de yeti of Wilde Mens werd tijdens dat ritueel vermengd met dat van een paard, een hond, een geit, een varken, een raaf en een kraagbeer. Een vereiste was dat het yetibloed afkomstig was van een yeti die met pijlen was gedood. Want een fabeldier dat niet met pijlen is omgebracht, daar koop je niks voor. Dat brengt alleen maar ongeluk. Ook was Messner in een klooster bij de Mount Everest getuige van een ritueel waarbij een man in een yetivermomming, die bestond uit een schaapsvel met kegelvormige yetiscalp, figureerde. De yeti, het wezen dat in het hooggebergte leeft en waar ‘alle mensen’ van zouden afstammen.

Waren de ongefundeerde ideeën en fantasieën van de bijgelovige Heinrich Himmler, leider van de SS, over de oorspong van ‘het Arische ras,’ deels ook op die verhalen terug te voeren? Messner gaat in zijn boek in op de expeditie naar Tibet die in 1938-1939 plaatsvond onder leiding van de zoöloog en jager Ernst Schäfer, vanaf 1933 lid van de SS, maar onlangs stond er in Der Spiegel een artikel onder de kop ‘Hakenkreuz rückwärts’. Daarin staat meer informatie die grotendeels werd ontleend aan een recent boek van Peter Meier-Hüsing, Nazi’s in Tibet: Das Rätsel um die SS-Expedition Ernst Schäfer.

De expeditie van Schäfer werd gepusht door Heinrich Himmler. Hij stond erop dat er gegevens zouden worden verzameld over de oorsprong van het Arische ras dat in nazikringen immers superieur werd geacht. Want dat was wat Himmler wérkelijk interesseerde. Er moest worden gezocht naar ‘ein blond gelockten Wurzelrasse’, de oer-Ariër. Tegenwoordig weet elke geneticus dat er geen biologische grond is om mensenrassen te onderscheiden (laat staan om het ene ras superieur te achten boven het andere), maar de nazi’s wisten destijds niet beter, en wilden het ook niet weten.

Himmler ging nog een paar stappen verder, al had Schäfer daarmee geen affiniteit. Himmler was lid van de ‘Ahnenerbe’-groep, een club die ‘onderzoek’ deed naar de Welteislehre, of de kosmisch-ijstheorie. Er zou een Noord-Atlantische oercultuur hebben bestaan waarvan de laatste overlevenden nog uitsluitend in de Himalaya te vinden waren. Zou het kunnen dat dat yeti’s of sneeuwmensen waren? Stamden van hen soms alle Ariërs af? Tegenwoordig zoeken wij ‘de aap in ons’, maar deze esoterisch angehauchte nazi’s hunkerden naar het vinden van hun vermeende Arische oorsprong in lijf en leden en hielden de behaarde yeti voor een uiterst serieuze kandidaat. Als je de talloze pogingen om yeti’s te vinden op een rijtje zet, kun je ook haast niet anders dan tot de conclusie komen dat het jagen misschien nog belangrijker is dan het vinden.

De Himalaya was voor de Tweede Wereldoorlog voor Europeanen een van de laatste witte plekken op de wereldkaart. Dit zou bovendien een gebied zijn met een turbulent aardmagnetisme dat daarom veelbelovend werd geacht met het oog op het voorkomen van plant- en diersoorten die voor de wetenschap nieuw waren. Behalve Schäfer maakten ook een geofysicus, een botanicus en de antropoloog Bruno Beger deel uit van de expeditie. Nazi’s vervormden in de jaren dertig Darwins gedachten over het bestaan van rassen voor eigen politieke doeleinden en in die geest mat ook Beger mensen in de Himalaya op: schedels, ledematen, neuzen en andere anatomische kenmerken. Nog geen vijf jaar later, omstreeks het tijdstip van verschijnen van Schäfers expeditieverslag, was hij ‘werkzaam’ in Auschwitz. De expeditieleden waren grotendeels twintigers, jonge, ambitieuze mannen in de kracht van hun leven en opportunistisch genoeg om geen afstand te willen nemen van het naziregime en zich tot SS-officieren te laten bevorderen.

Schäfer cs. kwamen terug met duizenden vogelbalgen, en een nog veel grotere verzameling plantenzaden die zich nog altijd bevinden in Duitse wetenschappelijke collecties. Van de expeditie is kilometers filmmateriaal bewaard gebleven – er zijn fragmenten op You Tube te vinden – waarop onder meer te zien is hoe de expeditieleden op zoek gaan naar de oorsprong van ‘de hoog-Ariërs’.

Halbertsma vermeldt het bestaan van een negentiende-eeuws losbladig medisch werk, waarin een afbeelding staat van een Wilde Mens. Die was volledig behaard en staande op een rots afgebeeld, met een arm omhoog gestrekt. De Hitlergroet brengen, zonder de arm gekromd in de lucht te houden, zoals een rapper dat doet, kon de yeti dus in principe al. Het kwam nog slechts aan op het gebruik van de juiste arm en de juiste timing natuurlijk. Het staat in de berichten over de Ahnenerbe-club nergens met zoveel woorden, maar je krijgt de indruk dat de leden dachten dat de solitaire yeti uit de Himalaya in de loop van vele generaties veranderd zou zijn in een hoog-Arische primaat die van nature meedeed aan massale nazibijeenkomsten.

Inmiddels is het een jaar of vijfenzeventig geleden dat Geheimnis Tibet, het verslag van de SS-expeditie, verscheen. In de Himalaya is het steeds drukker geworden. Hoe groter het aantal bergbeklimmers, trekkers, toeristen en specifieke yeti-jagers, des te groter wordt vermoedelijk het aantal gewenste verschijningen van yeti’s die sporen achterlaten in de sneeuw. Het programma van de hedendaagse yeti is pure rock ‘n roll. Avond na avond moet de yeti vlak voor zonsondergang present zijn in steeds weer een ander dal, of halverwege een volgende berghelling waar nieuwe yeti-jagers zijn gearriveerd. Voor veel yeti’s is het plezier er waarschijnlijk al lang af. Wat denken zij, wat gaat er in hun reusachtige hoofden om?

Waar fabeldieren veranderen in popsterren krijg je als vanzelf ook de imitatoren, de nep-yeti’s. Zoals de Finse beeldend kunstenaar Pilvi Takkala een imitatie van Sneeuwwitje een vestiging van Disneyland wist binnen te smokkelen en filmde hoe het haar verging. De dubbelgangster van Sneeuwwitje werd al snel aangehouden door een ordehandhaver van het pretpark, want het is verboden om in de vermomming van Sneeuwwitje het park te bezoeken. Verdubbeling verzwakt geloof. In één Sneeuwwitje kun je gemakkelijk geloven, twee Sneeuwwitjes zijn minder geloofwaardig, een zwaktebod. De echte Sneeuwwitje heeft trouwens een arbeidscontract en bouwt pensioen op.

Het droevige lot van veel natuurgebieden is dat ze steeds verder versnipperd dreigen te raken, terwijl intussen de commercie op de loer ligt. Zal het in de Himalaya ook zo lopen? Zal de yeti, hoeder van bergen met fossiele sneeuw, nog een laatste maal van gedaante wisselen en manager van Pretpark Himalaya worden? Een manager die erop moet toezien dat de batterijen van de sprekende prullenbakken zijn opgeladen voordat ‘s morgens om negen uur het park opengaat en de eerste yeti-jagers die in een rij voor het hek staan te wachten naar binnen mogen? Mogen de goden dat verhoeden.

Met dank aan Jet Bakels, cryptozoöloog en curator van de tentoonstelling Mionsterdieren in het Teylers.

Vanaf 10 februari is in het Teylers Museum de tentoonstelling Monsterdieren te zien over imaginaire en werkelijke dieren. Voor info: www.teylersmuseum.nl.

Tijs Goldschmidt is gedragsbioloog en essayist. Hij publiceerde onder meer Darwins hofvijver en drie essaybundels, waarvan Vis in bad (2014) de meest recente is. In april 2019 verschijnt een selectie uit zijn brieven: Onvoldoende liefdesbrieven. Hij is adviseur aan de Rijksakademie van Beeldende kunsten en sluimerend gastschrijver van de Artis Bibliotheek.

Meer van deze auteur