Redactioneel
De Franse filosoof Bruno Latour (1947-2022) was een van de meest prominente denkers over ecologie. In de vorige eeuw werd Latour in eerste instantie beroemd met vernieuwende theorieën over de werking van wetenschap en technologie, maar sinds de eeuwwisseling gaat zijn werk in toenemende mate over ecologische vraagstukken. Een centrale gedachte in dat werk is dat we pas echt ecologisch kunnen denken als we radicaal afscheid nemen van het concept ‘Natuur’.
Dat is op het eerste gezicht een vreemd idee. Is de Natuur niet juist de hoofdrolspeler in alles wat met klimaatverandering te maken heeft? Het gaat toch om dalende biodiversiteit, kaalgeslagen oceanen, overmatige stikstofuitstoot, dooiende permafrost, vervuilde leefomgevingen, stijgende zeespiegels, toenemende droogte en smeltende poolkappen? Zijn dat geen natuurproblemen? Is de Natuur niet wat we moeten redden, beschermen en herstellen? Integendeel, zo stellen Latour en zijn volgers. Wie serieus zorg wil dragen voor de planetaire systemen waar de mensheid afhankelijk van is, moet juist ieder geloof in Natuur opgeven.
Ons concept van Natuur maakt deel uit van een breder conceptueel kader dat Latour ‘modern denken’ noemt. Het gaat om een denkwijze die tijdens de wetenschappelijke en industriële revoluties van de afgelopen eeuwen is opgekomen. Modern denken stelt dat onze wereld uiteenvalt in twee absoluut verschillende domeinen. Enerzijds is er Natuur, anderzijds is er Cultuur, en iedere entiteit of gebeurtenis hoort netjes in een van die twee categorieën thuis. De Natuur is het domein van waardevrije, neutrale, inerte en voorspelbare objecten. Deze passieve objecten hebben zelf geen neigingen, bedoelingen of intenties. Ze vormen gezamenlijk een verenigd domein waarin alles zich enkel volgens ijzeren wetmatigheden gedraagt. De Cultuur is daarentegen het domein van vrije, creatieve en spontaan handelende subjecten. In tegenstelling tot de Natuur is het een gefragmenteerd domein waarin irrationele en onvoorspelbare individuen constant met elkaar overhoopliggen.
De moderne wereld streeft er volgens Latour naar om Natuur en Cultuur zoveel mogelijk van elkaar te ‘zuiveren’. De moderne mens wil de Natuur kennen zoals ze is, volledig losgekoppeld van menselijke belangen en perspectieven. Hij wil de objectiviteit van de Natuur maximaliseren door haar zoveel mogelijk te ontdoen van onze subjectieve betrokkenheid. Tegelijk wil de moderne mens de Cultuur zoveel mogelijk isoleren van de natuurlijke wereld om zo onze subjectieve vrijheid te maximaliseren. Dat komt in moderne ogen neer op een dubbele emancipatie. De wereld zal niet langer vertekend worden door de mens, en de mens zal niet langer geketend worden door de wereld.
In beginsel is dit een fantastisch idee. Wie is er nou tegen het Verlichtingsproject om de wereld te ontdoen van bijgeloof en illusies? Wie zou er terug willen naar een wereld die bevolkt wordt door grillige goden en occulte fenomenen in plaats van kenbare en voorspelbare objecten? En wie zou de menselijke vrijheid niet willen maximaliseren? Wie is er nou tegen het gebruik van technologie om ons te bevrijden van honger, kou en ziekte? Wie verheugt zich nou niet bij het idee dat onze identiteiten en sociale relaties niet van nature bepaald zijn, omdat ze juist onze eigen creaties zijn die we bovendien desgewenst kunnen veranderen?
Die moderne tweedeling tussen Natuur en Cultuur is zó veelbelovend dat zij volgens Latour ook op veel andere niveaus tot een mateloze drang om te zuiveren en categoriseren heeft geleid. Universiteiten hebben bijvoorbeeld enerzijds de natuurwetenschappen om de wereld om ons heen te bestuderen, en anderzijds de humaniora en sociale wetenschappen om onszelf en onze culturele producties te doorgronden. Kranten zijn netjes opgedeeld in katernen voor Politiek, Sport, Technologie en Economie. Overheden zijn georganiseerd langs de lijnen van ministeries voor bijvoorbeeld Infrastructuur en Waterstaat, Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken of Financiën. Zulke voorbeelden laten zien dat de moderne wereld in hoge mate georganiseerd is rondom het principe dat alles in een eigen categorie thuishoort.
Het grote probleem met dat moderne denken is echter dat het gros van de wereld pertinent níét bestaat uit entiteiten die zichzelf netjes tot een of andere categorie beperken. In zijn inmiddels klassieke studie Wij zijn nooit modern geweest geeft Latour het voorbeeld van het gat in de ozonlaag. Is dat een natuurlijke entiteit? Natuurlijk! Het gaat immers om de chemische compositie van de atmosfeer en daarmee om een natuurwetenschappelijke zaak. Maar is het niet ook een culturele entiteit? Natuurlijk! Wie echt wil weten waardoor dat gat bestaat en hoe het zich ontwikkelt, komt al snel terecht bij de effecten van drijfgassen uit bijvoorbeeld spuitbussen en oude types koelkasten. Daarmee beland je in een gemengde wereld van industriële processen, juridische gevechten, consumptiepatronen en technologische ontwikkelingen die net zozeer effect hebben op wat het gat in de ozonlaag is als zuurstofmoleculen, ultraviolette straling en chloormonoxide. Latours punt is dat het gat in de ozonlaag géén zuiver natuurlijke entiteit is. Het is een mengelmoes, een hybride waarvan de vorm en aard bepaald wordt door een bonte verzameling aan chemicaliën, fabrieken, wetten, apparaten en talloze andere actoren die het maken tot wat het is.
Dat geldt net zozeer voor de Rijn bij Arnhem, voor de vogelstand in Flevoland, voor de Betuwe, voor het waterpeil in de Friese meren en voor de luchtkwaliteit rondom Nijmegen. Het zijn allemaal hybride zaken waarvan het reilen en zeilen bepaald wordt door een diverse cast aan actoren die vanuit talloze verschillende domeinen komen. Het is volgens Latour zelfs niet correct om te zeggen dat zulke entiteiten een combinatie van ‘Natuur en Cultuur’ zijn. Natuur of Cultuur zíjn namelijk helemaal niets. Er bestaat geen overkoepelend ding genaamd ‘Natuur’ dat samen met een ander overkoepelend ding genaamd ‘Cultuur’ bepaalt hoe de wereld erbij ligt. Er bestaan volgens Latour enkel concrete actoren die zich met elkaar verknopen tot immens complexe netwerken waarin het lot wordt bepaald van de hybridenwaar de wereld uit bestaat. Daarbij is iedere hybride ook weer een actor. Ook het gat in de ozonlaag heeft uiteraard zijn effecten op talloze andere zaken. En natuurlijk is er geen enkele actor die niet zelf ook een hybride is: alles in de wereld bestaat enkel en alleen door de botsingen, bondgenootschappen, banden en wrijvingen tussen talloze entiteiten.
Volgens Latour dwingt dit inzicht ons om het hele concept Natuur overboord te gooien. Het probleem is namelijk dat het moderne natuurbegrip de rest van de wereld op een veel te grote afstand van de mens plaatst. Het idee dat de realiteit uit twee domeinen zou bestaan, de Natuur met haar eigen patronen en structuren enerzijds, en de Cultuur vol vrij handelende mensen anderzijds, reduceert de wereld tot een soort decor of achtergrond van menselijk handelen.
Deze opvatting voedt het idee dat menselijke activiteiten die natuurlijke wereld nooit in fundamentele zin kunnen transformeren. Ze kunnen haar hoogstens op lokaal niveau een beetje beïnvloeden of wellicht zelfs beschadigen, maar uiteindelijk heeft de Natuur als objectief domein haar eigen wetmatigheden en structuren, waar de mens geen invloed op heeft. Althans, zo stelt het moderne denken het zich voor. Het voedt daarmee een collectieve optische illusie die suggereert dat de Natuur altijd net buiten onze invloedssfeer ligt. Ze ligt altijd nét buiten onze steden, dorpen, snelwegen en industrieterreinen, waardoor het lijkt dat ze door ons weliswaar verstoord of zelfs vervuild kan worden, maar dat er uiteindelijk nooit diepgaand contact tussen haar sfeer en de onze mogelijk is. Volgens het moderne wereldbeeld zijn we voor de Natuur hoogstens een luidruchtige buur, nooit een invasieve soort.
In werkelijkheid, zo stelt Latour dus, bestaat die Natuur helemaal niet. Wat er wél bestaat is een gigantische verzameling aan dynamische netwerken die zeer verschillende actoren bevatten, en die in onderlinge interactie elkaars lot bepalen. In die netwerken zitten zowel menselijke als non-menselijke actoren, in onderlinge verhoudingen die bepaald worden in een dynamisch spel van krachtmetingen. Technologische, biologische, geologische, juridische, economische en religieuze zaken lopen in die netwerken dwars door elkaar heen. De scherpe moderne scheiding tussen Natuur en Cultuur weerhoudt ons ervan om dit in te zien, omdat die scheiding het bestaan van een kloof tussen ons en de rest van de wereld suggereert. Vandaar dat ons natuurbegrip volgens Latour op de schop moet.
Dat is echter geen simpele zaak. Latours punt is niet dat we gewoon moeten ophouden met het gebruiken van het woord ‘natuur’ en dat alles dan op magische wijze goedkomt. Het gaat erom dat we de organisatie van onze leefwereld moeten herzien voor zover die op het moderne natuurbegrip is gebaseerd. Alleen op die voorwaarde kunnen we daadwerkelijk ecologisch in plaats van natuurlijk gaan denken. Neem het eerdere voorbeeld van de Nederlandse ministeries. Momenteel hebben we een ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Vanuit Latouriaans perspectief suggereert dit nog steeds dat ‘Natuur’ een volslagen apart domein is, iets dat losstaat van de entiteiten waar de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Economische Zaken zich over buigen.1 Een serieus ecologisch perspectief zou er daarentegen van uitgaan dat íédere politieke aangelegenheid een ecologische zaak is. Een daadwerkelijk ecosysteem bevat niet alleen dieren, planten, grond en lucht, maar juist óók fabrieken, zendmasten, handelsroutes, toeristen, plastic en vliegtuigen. Zoals gezegd maakt de moderne wereld ons hier vaak blind voor. De indeling van onze universiteiten, kranten en parlementen trekt de gemengde netwerken uit elkaar en creëert de illusie dat de dingen om ons heen hun werking voornamelijk tot hun ‘eigen’ domein beperken (de economische zaken hier, de technologische zaken daar, de natuurlijke zaken net iets verderop, de religieuze zaken weer ergens anders, en zo verder).
Wat betreft de organisatie van politiek is Latour dan ook een groot voorstander van wat hij het ‘parlement der dingen’ noemt. Kort gezegd gaat het daarbij om een politiek die niet langer primair georganiseerd is langs de lijnen van enerzijds de grote ideologieën (socialisme, liberalisme, enzovoort) en de ministeriële domeinen, maar langs de lijnen van actoren en hun woordvoerders. In Latours ideale politieke situatie spreken gekwalificeerde woordvoerders (en dat kunnen zowel politici, wetenschappers als activisten zijn) van bijvoorbeeld de Noordzee, de chemische industrie, de Nederlandse bossen en het onderwijssysteem op gelijke voet met elkaar in dezelfde politieke (parlementaire) ruimte. Die openheid creëert de ruimte om eindelijk eens recht te doen aan de daadwerkelijke complexiteit van de netwerken waarin de actoren van onze wereld met elkaar verknoopt zijn.
De recente coronapandemie laat goed zien waarom een dergelijke aanpak nodig is om daadwerkelijk ecologisch te handelen. Een pandemie beperkt zich niet tot hokjes. Ze is zowel binnenlands als buitenlands, raakt zowel de volksgezondheid als de economie en dwingt zowel politieke, technologische, wetenschappelijke als medische reacties af. We hebben allemaal meegemaakt dat een deel van de noodsituatie die de pandemie creëerde hem zat in het feit dat onze modern georganiseerde wereld vaak nauwelijks in staat was om dat constant muterende netwerkfenomeen het hoofd te bieden. Opeens moesten er allerlei nieuwe kruisverbanden tussen maatschappelijke sectoren georganiseerd worden, en moest er interdisciplinair en – met een duur woord – transversaal gewerkt worden op manieren waar veel van onze instituties nauwelijks mee overweg konden.
Met klimaatverandering is het niet anders. Ook dat is een netwerkfenomeen dat nooit enkel ‘de Natuur’ betreft, die mysterieuze totaliteit die de menselijke leefwereld zou omringen. Als het zogenoemde Antropoceen – het tijdperk waarin de mensheid een entiteit met serieuze geologische impact is geworden – ons iets leert, dan is het wel dat mensen en hun technologie, industrie en economie op talloze wijzen met de rest van de wereld vermengd zijn. We bestaan niet zij aan zij met de wereld. Mens en wereld zijn door elkaar heen geprakt. Vroeger, zo merkt Latour weleens op, konden we nog naar de blauwe lucht of de machtige oceaan kijken en ons nietig voelen ten aanzien van de onverstoorbare en eindeloze Natuur. Tegenwoordig beseffen we hoe naïef dat gemijmer was. In diezelfde blauwe lucht zien we nu vliegtuigen af en aan vliegen en vragen we ons af hoe vervuilend die wel niet zijn. In diezelfde machtige oceaan treffen we nu een plasticsoep aan waar we zelf verantwoordelijk voor zijn. De Natuur is verdwenen. In plaats daarvan zien we de wereld steeds meer voor wat ze is: een complexe verzameling van veranderlijke netwerken en systemen waar ook wijzelf schakels in zijn.
In plaats van van Natuur stelt Latour daarom voor dat we voortaan spreken van de ‘kritieke zone’. De kritieke zone is de dunne schil van enkele kilometers breed tussen de bovenlaag van de atmosfeer en de onderlaag van diep gelegen rotsgesteente. Al het leven en alle ecosystemen waarmee dat leven is vervlochten bevinden zich in die fragiele zone. De entiteiten in deze kritieke zone zijn niet langer de passieve, onverstoorbare objecten van de Natuur. Het is cruciaal om te begrijpen dat de materialen en actoren in deze zone actief zijn, dat ze gevoeligzijn voor wat wij doen, en dat ze handelen in reactie op hoe wij ze beïnvloeden. Met dat denken over kwetsbare netwerken in een kritieke zone gaat ook een belangrijke nuancering van dat woord ‘wij’ gepaard. ‘De mensheid’ bestaat net zomin als ‘de Natuur’ of ‘de Cultuur’. Menselijke individuen en groepen leven verspreid over de netwerken in de kritieke zones, waarbij sommigen van ons een significant grotere negatieve impact op de planeet hebben dan anderen. In zijn recente werk benadrukt Latour dan ook keer op keer dat de verantwoordelijken voor of de ‘daders’ van (dreigende) ecologische catastrofes feitelijk kleine groepen rijken en vermogenden zijn.
Wie de wereld ziet als een dynamische set netwerken die gezamenlijk de kritieke zone vormen, denkt niet meer modern. In tegenstelling tot het moderne denken is er dan namelijk geen sprake meer van een wereld die reeds ‘gecomponeerd’ is, om nog een favoriete term van Latour te gebruiken. Op deze aarde staat niets eens en voor altijd vast. Al duurt het soms eeuwen of zelfs millennia, geen enkel object op deze wereld is ongevoelig voor de activiteiten van levende wezens. We doen er bijvoorbeeld goed aan om te bedenken dat zelfs onze zuurstofrijke atmosfeer een product is van een proces dat miljarden jaren geleden door blauwalgen in gang werd gezet. Of het nu snel of langzaam gebeurt, het leven dringt overal tot in de poriën van de wereld door en verandert daarbij altijd haar aangezicht (en vice versa).
Latour is uiteraard niet de eerste die pleit voor een meer ecologisch verantwoord denken. In zijn eigen Europese intellectuele traditie hebben talloze denkers opgeroepen tot meer erkenning van onze kwetsbare verhouding tot de rest van de wereld. Die wereld is door Latours ecofilosofische voorgangers echter altijd gedacht als een holistischgeheel. Veel van hen stelden zich de wereld voor als een harmonieuze totaliteit met haar eigen ritmes en cycli. De mens geldt in die theorieën als een wezen dat deze harmonie verstoort, waardoor de voorgestelde oplossing voor ecologische problemen altijd neerkomt op een ‘terugkeer’ naar een meer authentieke verhouding met de natuur.
Precies op dat punt onderscheidt Latour zich echter radicaal van zijn voorgangers. Hij is wars van het romantische ideaal van een holistische wereld waar we naar ‘terug’ kunnen. Wie met een realistische blik naar de wereld kijkt, ziet namelijk geen harmonie, maar enkel allerlei organismen en systemen die in niet-aflatende krachtmetingen met elkaar verwikkeld zijn. Er is geen ‘onverstoorde’ wereld die hersteld kan worden, omdat het nu eenmaal in de aard ligt van alles wat leeft om andere actoren te verstoren! Dat geldt net zozeer voor onkruid als voor tektonische platen, voor regenbuien als voor roofdieren, en voor parasieten als voor zandgronden. De mens en zijn artefacten zijn daar geen uitzondering op. De ecologische uitdaging is voor Latour dus veel complexer dan voor een holist. Voor Latour is er namelijk geen natuurlijke balans waarop we ons handelen kunnen enten. Er is enkel een veranderlijke wereld van in elkaar grijpende systemen en zones, waardoor de mensheid nooit meer kan doen dan al handelend het effect van zijn handelen in kaart brengen en vervolgens daarop zijn handelen aanpassen.
Er is ook vaak op gewezen dat het Latouriaanse denken parallellen heeft met veel ‘premodern’ denken, waarmee gedoeld wordt op vaak oeroude denksystemen van inheemse volken die vrijwel overal ter wereld dreigen overwoekerd te worden door de nog steeds niet-aflatende moderne globaliseringsdrang. Het zijn manieren van denken die de wereld niet als ’Natuur’ op een afstand van de mensenwereld plaatsen, maar die mensen en non-mensen juist in allerlei complexe verbanden met elkaar denken. Het verschil tussen premoderne denkwijzen en Latours filosofie is echter een kwestie van schaal. Nog nooit eerder, zo merkt Latour regelmatig op, is de mensheid (door haar eigen toedoen) medeverantwoordelijk geweest voor het wel en wee van werkelijk de hele wereld, of het nu gaat om de omvang van de poolkappen, de chemische compositie van de atmosfeer of microplastics in het verteringsstelsel van vissen.
Latours filosofie biedt ons geen kant-en-klaar systeem waarmee we dat allemaal in één keer correct kunnen begrijpen. Zijn werken reiken ons veel eerder theorieën, argumenten en concepten aan waarmee we de immense omvang, uitdagingen en complexiteit van onze kwetsbare ecologische situatie beter kunnen begrijpen. Zijn filosofie probeert onze moderne illusies door te prikken en onze volle aandacht te richten op een wereld vol genetwerkte hybriden. In zekere zin geeft Latours denken ons daarmee een opdracht. Hoe kunnen we stoppen met doen alsof we allemaal nog modern zijn? Welk alternatief is er voor het moderne project van nooit aflatende technologische en industriële groei? Hoe onttronen we het moderne wereldbeeld dat de Natuur als een ‘elders’ ziet waar we gedachteloos alsmaar meer grondstoffen aan kunnen onttrekken? Hoe kunnen we die noties van kritieke zones, van kwetsbare netwerken en van constant op elkaar reagerende actoren verankeren in onze politiek, kunst, wetenschap en ons dagelijks leven?
Hoe de antwoorden op deze vragen er ook precies uit zullen zien, het zal in ieder geval om een gigantische blikverschuiving moeten gaan. Op zijn minst gaat het erom dat we bij het zien van een boom, een rivier, een dier of een storm niet langer onbewust en automatisch denken aan een stuk natuur dat voor ons verschijnt, maar dat we zoiets zien als een hybride entiteit die verbonden is met een enorm netwerk aan actoren. Het gaat erom te leren om onszelf en de dingen om ons heen te gaan zien in termen van de kwetsbare connecties waardoor ze ontstaan en in stand gehouden worden. Latours filosofie is een fascinerende leidraad om ons dat denken te helpen ontwikkelen.
Een aantal van Latours werken is vertaald in het Nederlands: Wij zijn nooit modern geweest (2016), Oog in oog met Gaia (2017), Waar kunnen we landen? (2018), Waar ben ik? (2021) en de essaybundel Het parlement van de dingen (2020).
-
Om het nog absurder te maken heeft Nederland naast het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een ministerie voor Economische Zaken en Klimaat! Wat een vreemde tweespalt wordt daarmee tussen Natuur (kennelijk een agriculturele aangelegenheid) en Klimaat (kennelijk een economische zaak) opgeworpen! ↩
Essay
Samenleven met anders-dan-menselijk leven
Essay
Zeewierregie
Verhaal
Het lied van de walrus
Poëzie
‘THE PART OF YOU THAT’S ME WILL NEVER DIE’
Beeld
Pantalonvis, as we speak
Poëzie
Efe
Essay
Wanneer bomen antwoord geven
Poëzie
Herbarium met libel
Essay
Reus
Essay
Eindeloze schakeringen van groen en alles in beweging
Essay
Close reading II ‘de weg’ van Joost Decorte
Verhaal
De fles
Poëzie
Terug naar het begin
Essay
Jezelf bij elkaar rapen
Grote vragen
Grote Vragen
Verhaal
Schubben
Poëzie
Loper
1922
Een talent voor het Onzichtbare
1922
Bloemen voor Virginia
Het wilde lezen