Het is alsof het altijd nevelt. Al wat vluchtig is maar duurt. En wat je bent, al wat je nog bent, nu, is adem. Lucht die je verlaat, ongecontroleerd een kant kiest, niet een richting, maar ervan hoogstens het begin. Je ziet het, haalt je schouders op, ademt opnieuw uit. En in.

Het is alsof ze je roepen, ieder voor zich, piano, bas en drums, ze je elk een weg wijzen, het punt waar die begint, en direct ook, waar, weinig later, zij eindigt.

Lost Life. Niemand hoeft jou te zeggen hoeveel wegen er zijn en hoe verschillend ze lijken, maar toch nagenoeg hetzelfde zijn. In ieder geval naar hetzelfde punt leiden. Daar waar je bent, nu niets nog dan adem bent. En waar je al zo vaak was dat het lijkt alsof je nooit bent weggeweest.

En dan is het alsof je na al die stappen terug, al die woorden die je na het uitspreken onmiddellijk weer hebt ingeslikt, alsof ineens er in die nevel een streep licht is – waar je heen wankelt, je, hortend en stotend, naartoe beweegt, maar als een plots ingetreden trots, vol overtuiging, en voor alles, meteen.

Als je buiten adem eenmaal daar bent. Is het weer alsof je er zonet ook al was, en je weer uitgekomen bent waar je een verspild leven lang steeds weer naar onderweg bent geweest. En toch voelt het lichter. Misschien omdat – ten leste – je het nu weet.


De originele versie van ‘Lost Life’ staat op de plaat Living Legend waarmee saxofonist Art Pepper in 1975 voorzichtig een comeback initieerde na jaren in de San Quentin-gevangenis te hebben vastgezeten. Bij mijn weten is er daarna nog slechts één opname van het nummer verschenen, op Live in the USA. Bovenstaande tekst is gebaseerd op de eerste versie, die fragmentarischer is dan de live-uitvoering en waarin, als waren ze Sirenen, drummer Shelly Manne, pianist Hampton Hawes en op bas Charlie Haden, steeds om beurten Pepper hun kant uit dwingen.

Mischa Andriessen (1970) publiceerde zes dichtbundels en een bundel verhalen.

Meer van deze auteur