Abraham

Barst in de oudheid.

Oor van de woestijn.

Kink in de primaire

auditieve cortex. Gure

hunkering naar een zoon.

Landloze die land verlangt.

Godzoeker naar wie

god op zoek is. Idolendodend

idool. Een joodse fictie,

gekerstend en geïslamiseerd.

Een verhard gebed.



*


Omdat het ons verveelde, het ritueel
ingesteld door een profeet die wij slechts
kenden van horen zeggen en wie weet
nooit had bestaan – de bizarre formules,
het wachten, het tussenschot, het piepende
rode wiel dat de zon voor moest stellen –
omdat het ons verveelde besloten we
onze eigen gang te gaan, de god
rechtstreeks te benaderen op een willekeurig
tijdstip op een door ons gekozen plek
en zonder aarzeling voorzichtigheid
zonder franje om hulp te vragen, leiding
en bijstand tegen de ingebeelde legers
van een ingebeelde vijand die de muren
van onze ingebeelde stad steeds dichter
naderden – maar niet gediend bleek zij
van onze durf, voor ons verlangen naar
een intimiteit zonder regels werden wij
zwaar gestraft: de jongen die het vuur
aanstak dat niet branden wilde vatte zelf
onzichtbaar vlam verkoolde krijsend
voor onze ogen en ook wij vatten vlam
slaagden er ternauwernood in het vuur
dat niemand zien kon onze vodden vrat
huid verschroeide met onze blote
handen gillend uit te slaan.



*


Wie doofde
mijn liefdeslied

smoorde
mijn krijgszang

stilde
mijn hongerkreet

ikzelf, oude angst pompend
door mijn aderen

oude schaamte stolpend
over mijn autonomie

oude walging koesterend
in mijn keel

wie bespuwde
mijn loflied

verstrooide
mijn woede

bespotte mijn klaagzang
mijn biecht

ikzelf, oude schuld
klemmend
om mijn enkels.



*


Wazige muren, gezichtloze mannen,
opwaaiende vitrage; een schim in het wit

zwaait met snoep, er wordt gelachen,
je naam wordt geroepen, gelokt word je

en gegrepen, als je tegenstribbelt is het
uit, het spel. Je blèrt en blèrt en je vader,

hoorde je terloops decennia later, durfde
je niet vast te houden, verliet de kamer,

een bange Abraham, bang te zullen beven,
maar een ander deed wat hij moest doen

en routineus knipte de besnijder – offer
en verbond – in naam van god het stukje

huid af dat daar niet hoorde, depte
het teken en stelpte de wond.

Mustafa Stitou (1974) publiceerde onder meer de dichtbundels Varkensroze ansichten (2003) en Tempel (2013). Zijn werk werd onder andere bekroond met de A. Roland Holstprijs. In 2022 verscheen Waar is het lam?, zijn vijfde dichtbundel.

Meer van deze auteur