Jules, Henri & Louis Séeberger, Skelet van walvis met buikplooien, in 1847 gestrand in de monding van de Seine, vlak bij Saint-Vigor. Lengte 14 meter; uit de serie Le Jardin des Plantes, juli 1906.

Gerimpelde buikwalvis, daar hang je, afgevleesd en geprepareerd. Wie heeft voor het laatst jouw botten geaaid?

Een massief, gezwollen lijf van een walvis ligt op de kade van de Seine. Zijn huid zit vol littekens van een lang leven in de oceaan. Het karkas is in een beginnende staat van ontbinding — althans zo lijkt het. Wetenschappers die hun neus dichtknijpen vanwege de zilte rottingslucht lopen om het dier heen. De kolossale walvis, die zo misplaatst lijkt op de smalle kade aan de Seine midden in Parijs, is een kunstwerk van de kunstactivistengroep Captain Boomer Collective. Acteurs zijn ingehuurd om voorbijgangers te misleiden en om met ze te praten over de oorzaken van de dood van de walvis.
Het kunstwerk speelt met fictie en werkelijkheid — de hyperrealistische walvis geeft me een schop in de maag. Hoe zou ik me moeten verhouden tot een stervende walvis midden in een stad als Parijs?
Een walvis hoort niet bij een stad. De grootsheid van Parijs en het grootste zoogdier op aarde sluiten elkaar uit. Tijdloos, traag, tegenover jachtig en accelererend. De walvis behoort toe aan de dieptes en weidsheid van de oceaan. In een stad zien we mieren, duiven en ratten, we staan vooral klein leven toe. We hebben besloten dat zo’n gigantisch ding in een stad niet van vlees en bloed mag zijn, maar alleen van beton, staal en glas. Wolkenkrabbers. Maar we worden overspoeld met mededogen als we de walvis zien, aangespoeld op een strand of dobberend in de riviermonding van de Seine. Alsof we pas in het aangezicht van dat kolossale leven geconfronteerd worden met onze eigen onbeduidendheid. Of misschien hebben we daarom bewondering voor specifiek de walvis. ‘What we seek to locate, within ourselves, might be a capacity for awe and humility,’ schrijft Rebecca Giggs in Fathoms, haar boek over walvissen.
‘The beaching of a whale has always been a magical event. Villages trembled and were exhilarated when it happened. This is what we reconstruct,’ legt de kunstactivistengroep uit. ‘At the same time the beached whale is a gigantic metaphor for the disruption of our ecological system.’

Witte walvis, weekdier, wolfbaars, ik zie je vervagen tegen de achtergrond van stukgevallen levens. Tot waar gaan de dieptes van de oceaan?

Ik kijk naar een foto uit 1906 genomen door de gebroeders Séeberger — Parijs door de lens van twee fotografen. Ik zie een monsterlijk walvisskelet buiten op een binnenplaats. Het is een hele kunst geweest dit karkas te prepareren, dat in 1898 voor het eerst werd tentoongesteld, bij de Jardin des Plantes in Parijs. Een grote attractie voor de Parijzenaar, en nog steeds is het een van de meeste indrukwekkende stukken in de Galerie de Paléontologie et d’Anatomie Comparée.
De walvis staat in Parijs maar komt niet uit Parijs, net zomin als de andere materialen op de foto. Het walvisskelet hangt in een houten frame. Het hout is van eikenbomen gekapt in de bossen rondom Parijs. Het hekwerk om de walvis heen is vervaardigd uit smeedijzer, afkomstig uit Lotharingen, dat toentertijd bekendstond om zijn ijzerproductie.
Ik denk aan hoogovens, aan een smeulend mengsel van ijzererts, cokes en kalksteen waaruit ijzer wordt geëxtraheerd.
Walvisbotten zijn bestand tegen de hoge druk diep in zee. Onder water wordt de druk gelijkmatig verdeeld over zijn organen. Als een walvis aanspoelt wordt deze balans volledig verstoord, en omdat hij niet meer door water gedragen wordt zorgt de zwaartekracht ervoor 
dat zijn volledige gewicht op zijn organen drukt. Met andere woorden, zijn organen en weefsel zakken als puddingen in elkaar — hij plet zichzelf.
De negentien meter lange walvis op de foto strandde eind negentiende eeuw bij de monding van de Seine, waar hij overleed. Het is heel uitzonderlijk dat een walvis de Seine in zwemt.

In 2022 zwom een orka de Seine in, hij was ernstig ziek en werd na enkele dagen aangetroffen in de haven van Rouen, dood — door een schimmelinfectie, speculeerde men. Een maand later zwom een dwergvinvis de Seine in — gelukkig kerngezond — die enkele dagen later zijn weg terug naar zee vond. Nog geen maand later zag men een witte walvis in het kanaal. De tien meter lange beloega bleef twee weken lang rondzwemmen. Op een foto van bovenaf zie je hoe uitgemergeld hij is. De Franse reddingsdiensten voerden hem diep­gevroren haringen en levende forellen, maar hij weigerde te eten. Pogingen om hem terug te begeleiden naar zee mislukten. Uiteindelijk wisten de reddingsdiensten de walvis uit de rivier te halen om hem naar zee te brengen. Nog voordat hij daar aankwam overleed hij: ‘Het dier werd tijdens de rit naar de kust geëuthanaseerd omdat hij adem­halingsproblemen begon te krijgen.’
Met het woordje ‘euthanasie’ is in één klap de walvis vermenselijkt. Ik had eens gelezen dat het bijna onmogelijk is een grote walvis te euthanaseren vanwege de grootte en complexiteit van zijn centrale zenuwstelsel. Grote walvissen een dodelijke injectie geven is bijna niet te doen. Een andere optie is een flinke dosis dynamiet bij zijn hersenen en ruggengraat. In het geval van de beloega en zijn verzwakte toestand was ruim een halve kilo van het medicijn pentobarbital voldoende om hem te laten inslapen.
We gebruiken dit spul niet alleen voor euthanasie van dieren, vroeger gebruikten we het ook in slaappillen voor mensen. Na het overlijden van Marilyn Monroe werd in haar lijf een hoge dosis pentobarbital gevonden.

Op een foto van de beloega zie ik bruine vlekken op zijn witte huid — het dier leeft normaal in het noordpoolgebied en kan maar tijdelijk in zoetwater overleven. Ngo’s benadrukten dat het niet goed gaat op de Noordpool. ‘Eigenlijk was hij een klimaatvluchteling, weggejaagd uit zijn leefwereld, die snel verandert onder druk van de mens,’ zei een van de reddingswerkers. Het International Fund for Animal Welfare opperde dat walvissen verdwaald kunnen raken door onder­waterlawaai. Voor zeezoogdieren is geluid het belangrijkste middel voor communicatie en navigatie. ‘Het lawaai dat ontstaat door onder andere commerciële scheepvaart, onderzoek naar olie en gas en bouwwerkzaamheden op het water veroorzaakt stress bij zeedieren en kan hen uit hun leefgebied verdrijven,’ schreef het ifaw. Later in het stuk noemde men deze stress een trauma.
Hoe ons menselijk handelen zeedieren doet verdwalen blijft meestal buiten beeld, net als de dreunende palen in zee. Ontheemding vind je in de vorm van een walvis in Parijs.
Op de ene foto zie ik klotsend water met de Eiffeltoren onscherp op de achtergrond, vier meerkoetjes zwemmen voorbij. Op de andere foto zie ik een overvolle brug met publiek en wedstrijdzwemmers. Tijdens de Olympische Spelen van afgelopen zomer was er veel te doen over de waterkwaliteit van de Seine. Bijna anderhalf miljard euro pompte Parijs in een schoonmaakproject. De marathonzwemwedstrijden werden in de Seine gehouden. Later kwamen berichten naar buiten over sporters die ziek waren geworden.
Het beeld van de zieke witte walvis schuift in mijn hoofd over de zieke sporters heen. Er zit iets wrangs in dit beeld. De witte walvis, die wij met toewijding terug escorteren naar zee nadat we het zieke dier verloren in Parijs hebben zien rondzwemmen, en de vervuiling van het water waar we pas een halszaak van maken als het om een sportevenement gaat. Ik wil hiermee niet voorbijgaan aan alle regels, wetgeving en onderzoeken die al worden gedaan, maar ik vraag me af of we doorhebben hoe serieus het is. Zoals met het pfas-schandaal in Nederland en België, waarbij pfas, een groep synthetische chemicaliën, werd aangetroffen in drinkwater, en bij landbouw­gebieden en industrieterreinen. pfas is giftig en persistent, dat betekent dat als het in de natuur terechtkomt het niet of nauwelijks afbreekt.
Vissen, weekdieren en zeezoogdieren absorberen allerlei giftige stoffen, zoals bestrijdings­middelen, dioxines en zware metalen, omdat hun weefsel vettig is, daarin hopen deze stoffen zich makkelijker op. Het meest nadelig is dat voor degene die boven aan de voedselketen staat. Gifstoffen stapelen zich op in grote vissen, die andere vissen eten. Helemaal bovenaan staat de mens.
In de vettige blubber van walvissen ver­zamelen giftige stoffen zich helemaal makkelijk, decennia na decennia. De walvis haalt ook adem; de lucht van boven zee circuleert uren in de walvis als hij onder water is, waardoor meer gifstoffen in het bloed worden opgenomen. Walvissen blijken inmiddels méér vervuild dan hun omgeving. Dit werpt een heel ander licht op het concept ‘ver­vuiling’, waarmee meestal een omgeving bedoeld wordt die aangetast wordt door ongewenste stoffen waardoorheen lichamen trekken die mínder vervuild zijn. ‘To view animals as pollution is both worrisome and novel,’ schrijft Rebecca Giggs.
Als je zoekt op ‘dode walvissen giftige stoffen’, krijg je allerlei referenties naar plastic­afval. ‘Dode walvis met een plastic tuinbouwkas in zijn maag’, ‘een jonge potvis met bijna honderd kilo aan plasticzakken, slangen, handschoenen, visnetten en bekers’, en ‘een aangespoelde walvis met vijftig kilo plasticafval en een dode baby­walvis in haar buik’. Daarna open ik een nieuw tabblad en lees ik het nieuws: ‘microplastics aangetroffen in hersenen van mensen’.

Wijd open kaken, daar lig je, met een verlangen gedragen te worden door de zee. Ruik je jezelf als je begint te rotten?

Vroeger jaagden we op de walvis voor zijn vet en zijn lever, waar we levertraan uit extraheerden. We gebruikten de walvis voor van alles, van smeer- en lampenolie tot baleinen in korsetten. We kwamen voortdurend in aanraking met walvisproducten zoals we tegenwoordig op dezelfde manier nooit ver van plastic producten zijn, betoogt Rebecca Giggs.
Wij omringen ons inderdaad niet meer met walvisspullen, maar de walvis omringt zich met mensenspullen. En daar stopt het niet: tegenwoordig zit onze wereld ín de walvis.
In Fathoms gebruikt Giggs verhalen over de walvis omdat ze veel over onszelf vertellen. Hierbij probeert ze de walvis niet te vermenselijken, maar hem in te zetten als metafoor die ons uit de besluiteloosheid moet trekken.
De blubber waar wij op jaagden, zijn vet, heeft als doel om de walvis onder water warm te houden. Als een walvis aanspoelt wordt hij vanwege die isolerende blubber praktisch levend gekookt.
Terwijl ik dit opschrijf is er een filmpje online gekomen van een walvis. Een zeekajakker wordt door een bultrug opgeslokt, waarna hij even later, levend en ongedeerd, wordt uitgespuugd. Een nieuwsartikel over het filmpje gaat in op het verhaal van Jonas en de walvis. ‘Het is niet bekend of de kajakker zonden had begaan waarvoor hij moest boeten,’ staat er. Natúúrlijk zijn er zonden, maar bovenal wringt het omdat het verhaal van onze tijd niet over een individuele zeekajakker — noem hem Jonas — gaat die spectaculair in een walvis verdwijnt en weer tevoorschijn komt, maar over een walvis die in een stad als Parijs verdwijnt, tussen dood en leven in, met plastic tuinbouw­zeilen, visnetten en een autobumper in zijn maag. En ik vraag me af, nu onze wereld in de walvis zit, wanneer we doorhebben dat we al zijn opgeslokt. ¶

Emma Zuiderveen (1992) is wetenschapper, dichter en schrijver. Ze studeerde scheikunde en promoveert  in milieuwetenschappen. In haar poëzie vertaalt ze de technische taal over klimaat en milieu naar een zintuiglijke en literaire vorm. Haar debuutroman, De rest is naakt, is op 1 april verschenen.

Meer van deze auteur