M_ein Kampf i_s misschien wel het meest getaboeïseerde boek van de twintigste eeuw. In Nederland mag het niet worden verkocht of verhandeld en het is nog steeds omgeven door allerlei wilde beweringen en grote gevoeligheden. Daarom is het lastig om de inhoud op een nuchtere manier te analyseren. Zelden zijn een boek en een dictator, een politieke ideologie en één persoon, zo nauw met elkaar verbonden. Josef Stalin bouwde voort op het marxisme-leninisme en was een apparatsjik die binnen een bestaande politieke partij omhoogklom. Hitler was een onbetekenende politieke agitator die een eigen partij begon en zijn eigen leer bij elkaar sprokkelde. Bovendien liet hij die later ook nog grotendeels uitvoeren. Misschien wel de belangrijkste mededeling in Mein Kampf is zijn besluit om ‘Politiker zu werden’. De ex-korporaal, die was afgewezen voor de kunstacademie in Wenen en het liefst architect had willen worden, wierp zich in 1920 op als leider van de kleine NSDAP.

Hitler werkte in 1924 aan het eerste deel van Mein Kampf, op het moment dat zijn politieke carrière zich op een absoluut dieptepunt bevond. De putsch van 8/9 november 1923 was mislukt, hij zat vijf jaar gevangenisstraf uit in Landsberg, kreeg een spreekverbod en de NSDAP was tot februari 1926 verboden. Hij schreef het boek zelf, zij het met allerlei revisies en met hulp van onder anderen Rudolf Hess. Mein Kampf was voor Hitler niet alleen een manier om een balans van zijn leven op te maken, zijn korte gevangenschap (voor de kerst van 1924 was hij alweer thuis) bood hem ook de mogelijkheid om zijn eerdere, ideologische uitgangspunten nog scherper te formuleren en deels te herzien, en om conclusies te verbinden aan de mislukking van 1923.Behalve de keuze voor de parlementaire weg en samenwerking met de conservatieve elite, de reorganisatie van zijn partij en het opzetten van een propaganda-apparaat, was vooral belangrijk dat hij zichzelf niet langer als ‘Trommler’ en ‘Sammler’ van de beweging beschouwde, maar zich steeds meer gedroeg als de messianistische ‘Führer’, die geen enkele tegenspraak duldde en absolute loyaliteit van zijn omgeving eiste.

Mein Kampf is niet alleen een autobiografische verantwoording of afrekening, maar bevat vooral Hitlers politieke programma, waaraan hij tot het bittere einde zou vasthouden. Zijn ideeën waren verre van origineel. Deels putte hij ze uit het Wenen van vóór 1914, deels liet hij zich inspireren door Duitse ‘völkische’ en andere extreem-rechtse publicisten. Op binnenlands-politiek terrein stond zijn programma al eerder vast: een virulent antisemitisme gemengd met sociaal-darwinisme en antibolsjewisme. In het tweede deel van Mein Kampf, dat in 1926 verscheen, werkte hij zijn buitenlands-politieke concept verder uit, in 1928 aangevuld met het nooit gepubliceerde ‘Zweite Buch’. Frankrijk was de aartsvijand en het Italië van Mussolini een natuurlijke bondgenoot. Het idee om samen met Rusland tegen Engeland op te trekken liet hij vallen; in plaats hiervan richtte hij zijn agressie tegen de Sovjet-Unie waar ‘Lebensraum’ voor het ‘overbevolkte’ Duitsland veroverd moest worden. Duitsland moest, wilde het overleven, het ‘joodse bolsjewisme’ verslaan. De verloren Eerste Wereldoorlog en zijn jodenhaat waren zeer nauw met elkaar verbonden. In zijn manicheïstische, gesloten wereldbeeld ging het om ‘Weltmacht oder Untergang’.

Het succes van de nazibeweging is niet te begrijpen zonder de militaire nederlaag van Duitsland, het Verdrag van Versailles, de crisis van de Weimar-democratie en vooral de economische crisis van 1929, maar het is Hitlers charisma dat de doorslag heeft gegeven. De electorale overwinningen die Hitler in de eindfase van de Weimar-republiek (1930-1933) boekte, waren niet te danken aan zijn stilistische kwaliteiten, maar aan zijn boodschap, zijn redenaarstalent en zijn ijzeren wilskracht, zo niet bezetenheid, om zijn idealen aan de Duitsers op te leggen. Het waren de theatrale wagneriaanse stijl van deze bohémien-politicus, zijn hypnotische redevoeringen en zijn alles-of-nietsmentaliteit die de figuur Hitler voor velen fascinerend en aantrekkelijk maakten. De ‘Führer’ was voor veel tijdgenoten ook ongrijpbaar, omdat hij een starre dogmaticus was, maar tegelijkertijd een opportunistische populist. Het nazisme werd beleefd als een politieke religie of heilsleer, waarin een betere toekomst werd beloofd: bestrijding van de werkloosheid, eerherstel voor Duitsland, en een einde aan de politieke polarisatie van de Weimar-republiek.

Mein Kampf was niet direct een bestseller. Hitlers boek ondervond concurrentie van andere naziliteratuur en werd ook door geestverwanten bekritiseerd of niet serieus genomen. De oplage bereikte vóór 1933 nog geen 90.000 exemplaren. Pas in 1933 zou het boek een enorme vlucht nemen met een oplage van 900.000. Tot 1945 werden er in totaal bijna 10 miljoen exemplaren gedrukt en het boek werd in zestien talen vertaald. In de jaren na 1933 liep de verkoop echter terug en dreigde de uitgeverij zelfs failliet te gaan. Het Eher-Verlag zocht wanhopig naar nieuwe afzetmarkten. Natuurlijk kon men Mein Kampf in elke bibliotheek of boekhandel aantreffen, maar niet iedereen die de Bijbel in huis heeft, neemt Gods woord ook letterlijk. Velen hadden de verplichte lectuur van Mein Kampf niet nodig om Hitler te steunen en te bewonderen; het boek werkte meer als een stille afspraak of culturele code over een Duitse samenleving zonder joden. De verering van Hitler maakte velen ontvankelijk voor deze boodschap.

Mein Kampf was zeker geen ongelezen bestseller, zoals vaak wordt beweerd. Niet interessant is echter de vraag of iedereen het boek echt gelezen heeft, bijvoorbeeld de echtparen die het als huwelijksgeschenk meekregen of de soldaten aan het front, maar de vraag wie van de nazileiders, de SS, de legerleiding, het staatsapparaat en de culturele en wetenschappelijke elite het boek als een aansporing en inspiratiebron voor hun ideologie en hun misdadige optreden hebben gebruikt. Daarover weten we nog niet alles. Heinrich Himmler heeft het boek nauwgezet bestudeerd en Hess was er idolaat van. Anderen lieten zich om andere redenen – opportunisme, carrièrekansen en ambitie – meeslepen door Hitlers charisma, zoals Albert Speer en Leni Riefenstahl. De antisemitische propaganda werd zeker niet alleen via Mein Kampf onder de Duitse bevolking verspreid, maar ook, dankzij propagandaminister Joseph Goebbels, door allerlei persorganen, de radio, weekjournaals en films en door nazi-organisaties als de SS en de Hitlerjugend, het leger en het onderwijs. De propagandatechnieken die Goebbels hanteerde, waren veel subtieler en moderner dan het grove geschut van Mein Kampf.

Destijds was Mein Kampf een boek dat heel wat breder verspreid dan gelezen werd. Tegenwoordig is het een boek dat men eenvoudig niet kán en mág negeren; het heeft weinig zin om de rituele afschuw van het boek uit te spreken of het als onleesbaar af te doen. Door het te bestuderen kan men beter tot Hitler en de kern van de nazi-ideologie doordringen en dus meer inzicht krijgen in de donkerste periode van de twintigste eeuw. Terecht wordt er onder leiding van het Institut für Zeitgeschichte in München een wetenschappelijk verantwoorde uitgave van Mein Kampf voorbereid, die zal verschijnen wanneer eind 2015 de auteursrechten, die in handen zijn van de Beierse staat, zijn verlopen. Deze publicatie zal het sluitstuk vormen van de lange en moeizame weg die ‘Vergangenheitsbewältigung’ heet. Zonder Mein Kampf is Hitlers wereldbeeld niet te doorgronden en zonder Hitler zijn het Derde Rijk, de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust niet te begrijpen.

Frits Boterman (1948) is hoogleraar moderne geschiedenis van Duitsland na 1750 aan de Universiteit van Amsterdam.

Meer van deze auteur