Schrijven is altijd al afhankelijk geweest van netwerken. Toen Rabelais zich aan het schrijven van Pantagruel zette deed hij iets nieuws binnen de westerse literatuur: hij schreef als onzichtbare auteur voor een onzichtbaar publiek. Terwijl vroegere schrijvers – de barden en toneelschrijvers, de redenaars en predikers – voor een publiek schreven dat ze goed kenden, waarmee ze elke dag praatten, of voor God, of de muzen, schreef Rabelais voor niemand behalve zichzelf, alleen in zijn kamer, en hij werd gelezen door vreemden, ook alleen in hun kamers. Rabelais was dus de eerste schrijver die erop vertrouwde dat zijn tekst zichzelf zou vertegenwoordigen, door de lezer in diens eigen geest zou worden opgevoerd, ver in tijd en ruimte verwijderd van de auteur, net als het netwerkschrijven van vandaag, dat opborrelt uit internetfora, fansites en streams op internet, eindeloos herhaald en geretweet, dat zijn eigen vormen en zijn eigen publiek vindt.

Het netwerken van de tekst kan niet alleen beschouwd worden binnen de relatie tussen één en meerdere auteurs en één en meerdere publieken, maar ook binnen de tekst zelf, in de manier waarop die is opgebouwd.

Collage en knipwerk brengen spelachtige elementen in de literatuur. In 1920 schreef Tristan Tzara het Dadamanifest over zwakke liefde en bittere liefde, dat aanwijzingen bevatte voor het uitknippen van woorden uit een krantenartikel, waarna die woorden in een zak door elkaar worden gehusseld en weer worden samengesteld tot poëzie. ‘En daar heb je het – een oneindig originele, charmant gevoelige auteur, weliswaar niet geapprecieerd door de ordinaire meute.’

In de jaren vijftig herontdekten Brion Gysin en William Burroughs de techniek in het Beat Hotel in Parijs, ze sneden zich door lagen krantenpapier om samenstellingen nieuwe en impliciete betekenissen in de tekst te laten blootleggen, naast vreemde, verbijsterende literaire effecten. In ‘Breek binnen in de grijze kamer’ beweerde Burroughs dat knippen een vorm van waarzeggerij was: ‘Als je in het heden knipt dan lekt de toekomst naar buiten.’

Dit idee werd in nog een andere richting ontwikkeld door B.S. Johnson in zijn roman Alberto Angelo (1964), waarin de auteur diepe gaten in de bladzijden van het boek sneed en de lezer zo een doorkijkje bood op toekomstige gebeurtenissen. Johnsons nog experimentelere roman The Unfortunates (1969) bestaat uit een reeks apart gebonden hoofdstukken in een doos, waarbij alleen het eerste en het laatste hoofdstuk als zodanig zijn aangemerkt, terwijl de volgorde van de andere 25 aan de lezer wordt overgelaten. Johnson beschouwde dit als ‘een betere oplossing voor de vraag hoe de willekeur van de geest over te brengen dan de opgelegde volgorde van een gebonden boek’.

Technologie kan deze weergave versterken. In 2011 bracht Visual Editions (dat ook Jonathan Safran Foers Tree of Codes heeft gepubliceerd) zowel een fysieke als een digitale versie uit van Marc Saporta’s Composition No. 1. De eerste is een doos vol losse vellen, allemaal bedrukt met een bladzijde uit het verhaal; de tweede is een iPad-applicatie die op hoge snelheid door die vellen bladert en de lezer zo dwingt zijn vinger op het scherm te plaatsen om, al is het maar voor even, een deel van de tekst vast te zetten. Het vormt een tastbare verbeelding van de betrokkenheid van de lezer bij het proces van verhalen vertellen.

Tom Phillips’ A Humument gebruikt ook digitale middelen om willekeur en waarzeggerij in de tekst te introduceren. Sinds de jaren zestig is Phillips bezig de bladzijden van een vergeten Victoriaanse roman te beschilderen en over te schilderen om een nieuw verhaal boven te halen uit de fragmenten van het oude, waarbij hij de bedoeling herschept met het scheppen van een volledig nieuw en opwindend werk. Zijn iPad-dubbelganger maakt een interactie zichtbaar die Phillips altijd voor ogen stond: met de druk op de knop worden twee willekeurige bladzijden naast elkaar geplaatst, om zo de toekomst te voorspellen.

Cadavre exquis, gebaseerd op een oud gezelschapsspel en populair gemaakt door André Breton en de surrealisten, is een van de meest spelachtige, meest deelname-afhankelijke vormen van literatuur. Elke speler voegt een paar woorden toe aan een zin die hij niet kan lezen vóór de hele compositie wordt onthuld: bewust knipwerk, een wedstrijd in het afbreken van de taal. Het proces van cadavre exquis wordt omgekeerd in Raymond Queneaus Stijloefeningen,99 hervertellingen van dezelfde gebeurtenis in verschillende stemmen, genres en op verschillende manieren.

Zijn dit literaire spellen of gaat het om spelachtige literatuur? Waar houdt het spel op en waar begint de literatuur? In experimenteel schrijven is de grens altijd vaag geweest, en hij is nog vager geworden met de komst van het internet. De vroege hype rond hypertekstverhalen heeft nooit zijn doel bereikt, wat suggereert dat een sterke auteursstem of -intentie nog altijd een bepalende factor is om iets als boek te beschouwen – hoewel er geen reden is waarom spellen niet ook een sterke auteursstem zouden hebben, of, zoals in het geval van cadavre exquis, zouden uitnodigen tot directere deelname. Auteurschap vervliegt niet omdat je ervoor kiest de speler een kader voor het vertellen van een verhaal te bieden, in plaats van dat verhaal direct te vertellen.

De games van Jason Rohrer maken voor mij die grens nog vager omdat ze de geschreven ervaring waarnaar ik in romans op zoek ben het dichtst benaderen. Passage (2007) neemt de speler mee op een aangrijpende reis door een leven van liefde en samenzijn; Gravitation (2008) gaat over de balans tussen leven en werk, de schrijver doet zijn best genoeg aandacht te besteden aan zijn kind en ook brood op de plank te leveren. Beide zijn prachtig vertelde verhaaltjes waarvan de schoonheid voortkomt uit het expliciete proces van het spelen.

Literatuur is altijd interactief geweest, en de vormen die schrijven kan aannemen zijn altijd eindeloos variabel geweest: daaronder valt zowel spel als monoloog, zowel speelsheid als serieuze opzet. Taal is een van de vele technieken uit de gereedschapskist van de schrijver, en we ontdekken altijd weer nieuwe manieren om haar te upgraden.

vertaling uit het engels: han van der vegt, lees het origineel in het engels hier

James Bridle is schrijver, uitgever, kunstenaar en technoloog en publiceert regelmatig in o.a. Wired, Domus en The Observer. Zijn werkterrein betreft het snijvlak van literatuur, cultuur en het internet.

Meer van deze auteur