Een apparaat met minischermen, knipperlichtjes en kabeltjes genereert ambient vanaf het keukenblok van een camper. Een man met halflang haar hangt over de modulaire synthesizer, met achter hem een vrouwelijke gestalte en een hond in bed.

Een cameradrone vliegt omhoog voorbij de ­richel met zonnebrand, verrekijker en alarm­kogel, en door het dakraam uitkijkend op boomtoppen.

De camper staat op een zandweg tussen twee weilanden. Boombladeren ritselen in de wind. Gedempt tractorgeronk en zacht gebrom van de snelweg mengen zich met de elektrodreunen. Achter de weilanden doemen vaag een fabriekspijp, mestsilo’s en megastallen op.

De muziek overstemt, en in de blauw-witte hemel verschijnen zwarte lijntjes rondom de wolken – barstjes in het beeld, uitgroeiend tot letters die kort een woord vormen:

mysterieland

Onder de heldere lucht, over een lege klinker­straat met aan weerszijden jarenzeventig­woningen, rijdt een politieauto een lintdorp uit. De wagen slaat rechtsaf het erf van een champignonkwekerij op. Een agente in uniform en een man in wit overhemd stappen uit. Twee honden en een vrouw komen uit de schuur op ze af. Paddenstoelenkweker en agent spreken, de honden blaffen, en het witte overhemd loopt de schuur voorbij tot aan de rand van het maïsveld.

De man met het overhemd stapt over een droge greppel, te midden van de maïsstengels. De planten komen tot boven zijn hoofd. Stappend tussen de rijen door komt hij uit bij een open plek. Een in perfecte staat verkerende metallic bruine Opel Kadett uit 1979 met chromen raamstijlen blinkt in de zon. De auto is midden op een geasfalteerd vierkant geparkeerd, omgeven door het maïsgewas.

‘Jacob,’ klinkt uit de verte vanaf het erf, ‘Jake?’

Hij tuurt door de voorruit: ook de stoelbekleding en het dashboard zijn puntgaaf.

Terug in de politieauto, rijdend in tegengestelde richting door het dorp, zegt de agente tegen Jake: ‘Vervoort is onze grootste bondgenoot, en ze is een boef.’ Het double Dutch van de agente heeft een Brabants accent. ‘Als we daar een inval deden, zouden tussen de paddo’s kokers met cash opduiken.’

Jake knikt.

‘En Vervoort is ook de nicht van Jeffrey van Tiel.’

Stapvoets rijden ze door het dorp, van drempel naar drempel.

Jeffrey van Tiel begon als tuinhulp, maar had al snel in de hele provincie tientallen hoveniers voor hem werken. Na de graszerken en buxushaagjes hielp hij iedereen aan de rododendrons en palmen. Multimiljonair, hyperintelligent, analfabeet.

Een vrouw poetst met een lap de koperen knop van de voordeur van haar rijtjeshuis.

‘Er gebeurt in heel d’n Keul niets zonder dat Van Tiel er erg in heeft.’

In een serre met tropische planten spreekt Jeffrey van Tiel in zijn telefoon.

‘Wie is die gast die met Marloes meekwam?’

In een ruimte gevuld met boeken ligt een jongeman met lang haar en Aziatisch uiterlijk op een sofa en beluistert Jeffreys bericht. Blauwe nepnagels tikken terwijl hij op zijn laptop typt.

‘Van Tiel heeft een assistent die dag en nacht beschikbaar is,’ zegt Marloes tegen Jake.

‘Waarom gebruikt hij geen ai?’

‘Kunstmatige intelligentie kan geen Brabants.’

‘Intelligentie is het kunnen schakelen tussen verschillende perspectieven.’

De assistent spreekt in zijn horloge: ‘Jacob F. Thomas, dea-agent uit Philadelphia, jongste lid van Taskforce SynDru. Geen idee wat-ie in d’n Keul komt doen.’

De assistent kijkt uit het raam naar eiken omgord met rood-witte linten als waarschuwing tegen processierupsen. Een losgeraakt lint wappert van de ene stam tegen de andere.

Uit het horloge klinkt Van Tiel: ‘Verzoek om kennismaking met Jacob Thomas, aan Marloes.’

De assistent typt een bericht en stuurt het naar Van Tiel. Die kopieert het, tikt op een foto van Marloes, plakt en verstuurt.

Auto-achtervolginsprogramma’s, fotogenieke misdaadverslaggevers en extreem hoogbegaafde detectives tonen dagelijks in talloze afleveringen, segmenten en flarden op de schermen van miljoenen mensen de wereld gezien vanuit politieperspectief. Een diepe filmtrailerstem verzorgt het commentaar: ‘Iedere kijker waant zich even detective, maakt zich de oplossingsgerichte blik van de rechercheur eigen en verricht daarmee naast stevig verbeeldingswerk ook een belangrijke politionele taak.’

Marloes en Jake rijden door Oirst, passeren de ongebruikte kerk, het leegstaande dorpscafé en het pleintje waarop jaarlijks de kermis verschijnt.

‘Keuldonk is een constellatie ­voormalige kerkdorpen in het hart van Brabant,’ zegt Marloes, ‘Keuldonk staat bekend om de champignons, de gezelligheid en de harddrugs.’ Ze remt af en parkeert op de stoep voor het laatste huis van de straat.

‘Hier woont de voormalige onderwijzeres. Als er te lang niemand langsgaat, doet ze aangifte van een verzonnen misdaad.’

Aan de overkant maait een grijsaard in overall en op klompen het gras voor zijn oude boerderij. Hij steekt zijn wijsvinger op.

Dan piept Marloes’ telefoon.

‘Van Tiel wil dat we langskomen, ons bezoekje aan Vervoort heeft gewerkt,’ zegt ze, ‘maar hij wacht maar even.’

Ze stapt uit en zegt: ‘Blijf jij maar zitten.’

Marloes loopt achterom het huis van de onderwijzeres binnen.

Jake kijkt langs het huis naar de stal erachter. Geitengemekker klinkt. De stal is aan weerszijden open, met in het midden het silhouet van twee personen die woorden ­uitwisselen.

Een cameradrone nadert het midden van de stal en zakt tussen de twee gestalten door naar beneden, door de sleuven in het beton, in het gierafvoersysteem, onder luid gemekker van geiten, en volgt vloeibare mest de onderruimte in, vol donker borrelend excrement.

Na het bezoek aan de onderwijzeres rijden ze over de Keuldonkse Heide naar de autostort.

‘De restanten van het lijk van een Amerikaan zijn gevonden in de kofferbak van een bmw,’ zegt Marloes.

Populierentoppen buigen in de wind en hun waaiboombladeren raken elkaar talloze malen per seconde met de randjes, ieder tikje ­hoorbaar.

‘Ik hou van het Brabantse landschap,’ zegt Marloes.

De zon breekt door. Ze naderen het einde van het binnendoorweggetje.

De groene weelde, door de autoruit gezien, wordt onderbroken door voorbijschietende boomstammen als maatstrepen. Het beeld in de voorruit zoomt haast onmerkbaar langzaam uit, wat een effect van oneindigheid geeft. Voor een moment lijken ze hard rijdend toch niet vooruit te komen.

‘Daar moeten we zijn.’

Aan het einde van het binnendoorweggetje doemt het bord van de autosloop op, terwijl ze wachten tot een stoet kleine tractoren, glanzend in fel rood, oranje en blauw, voorbij is getuft.

Marloes zoekt de eigenaar op en neemt met hem papieren door.

Jake loopt in zijn eentje over het auto­kerkhof.

Een vrouw in luipaardlegging en een kale man in een hemd demonteren de voorruit van een afgedankte Volkswagen Golf.

Marloes wil roepen dat ze klaar is als ze in de verte Jake met zijn hoofd tegen de B-stijl van een door mos aangevreten Jeep-karkas ziet vallen. Hij blijft bewegingloos liggen.

Een virtuele versie van het autokerkhof verschijnt. De wrakken glimmen onwerkelijk en lopen over in de brandnetels. Gesmoord gekrijs klinkt, het verwringen van staal en een traag knallen, alsof met de wrakken ook de effecten van de ongelukken die hen hier deden belanden zijn meegekomen. Bloedvlekken, boterbloemen en een konijn verschijnen tussen de kooi­constructies.

Een synthetisch aandoende versie van Marloes verschijnt en zegt iets onverstaanbaars.

Op het wrak van een bestelwagen verschijnt de tekst ‘Did you have to…’

Jake komt bij en sputtert: ‘…follow me around?

Mundus Imaginalis

Tim van Hooft

Jake F. Thomas – dea Special Agent, 38 jaar – wordt bij het zien van geweld acuut slap. Met een verbonden voorhoofd zit hij in de politieauto.

De dea recruteert nieuw personeel met strak bewerkte video’s vol rennende agenten en loeiende sirenes. Op tv doet de dea gewapende invallen, maar in werkelijkheid vooral papierwerk.

‘Kun je praten?’ vraagt Marloes. ‘We moeten praten.’

Jake zwijgt.

‘Wat gebeurde daar?’

‘Ik vertel het je later.’

Van boven gezien wordt een voedersilo volgestort met mengvoeder.

‘De taskforce is alleen bezig versleutelde chatberichten te ontcijferen,’ zegt Jake, ‘ik wil werkelijk een drugsautoriteit worden. Ik wil leren hoe we met drugs moeten omgaan.’

In een cilinder op een werkbank wordt een stroom felroze pillen gestort.

Marloes zwijgt.

De assistent met de blauwe nagels stuurt aan Jeffrey van Tiel een bestand door: ‘Dit is Melody of Substance Eternal.’

Van Tiel opent het bestand en luistert naar de elektronische muziek, terwijl hij met zijn hand de stam van een palm liefkoost.

‘Goedkope pillen laten mensen zonder kerk, vakbond of gemeenschap hun hart openen en trauma’s overwinnen,’ zegt Jake, ‘maar vanuit illegaliteit en zonder begeleiding kost het velen hun gezondheid.’

Achter de palm, achter de kassen achter Van Tiel, staan rij aan rij de maïsstengels in het avondlicht. Vanuit een donkere megastal gezien gaat de zon versneld onder.

Op een podium in de stal staat een synthesizer met knipperlichtjes. Een beat vergezelt de Melody en honderden dicht op elkaar gepakte mensen, bewelmd door Substance Eternal, dansen op mestroosters. Lasers en rook vullen de ruimte. Een onmenselijk diepe stem bazuint traag vanuit de speakers: ‘y o u r    j o y   i s
y o u r   s o r r o w   u n m a s k e d.’

Drie dagen later. In een politiebusje buiten het dorp wacht Jake met een handvol collega’s. De buurtbus rijdt voorbij.

Op een boomstam zit een A4-vel in een hoesje geprikt met de foto van een poes erop: ‘Ons ­Patrick is verdwenen.’

Twee dorpen verder, in het ochtendlicht, ruimen twee agenten het in stukken gehakte lijk van een Bulgaarse man uit een ton met kippen­slachtafval.

Er zijn geen gegevens over het slachtoffer. De zaak zal niet worden opgelost.

De agenten die de resten opruimen weten dat ze de daders, wie het ook zijn, vrijwel zeker kennen van gezicht.

‘Dat pillengedoe is enkel afleiding,’ zegt Jake tegen de collega naast hem, maar meer nog tegen zichzelf. ‘Waarom zijn ze tegelijkertijd illegaal én eindeloos voorradig?’

De collega reageert niet.

‘Het is afleiding. Wat heeft Brabant nog meer?’

En als de collega nog steeds niet antwoordt: ‘Kijk eens om je heen.’

‘Maïs?’ zegt de collega.

‘Veevoer, kippen, geiten. Genetisch gemodificeerde steriele maïs, die alleen nog bevrucht kan worden door drones. Varkens die zijn vergeten wat rennen is. Brabant handelt in de dood.’

Terwijl ze wachten om in actie te komen staren ze over de weilanden.

Dat ‘pillengedoe’ is overtuigende afleiding. Het afgelopen jaar vond Marloes’ eenheid een zeecontainer met daarin een tandartsstoel, geluidsisolerende platen, handboeien in vloer en plafond en een werkbank met tuingereedschap: om te martelen. De burgemeester van Keuldonk wordt regelmatig bedreigd. Het stadhuis van Waalre brandde af nadat er een auto naar binnen was gereden. Zwingelspaan en Oirst zijn dorpen met een innovatieve, industriële export. Brabant poseert als platteland, maar is een internationaal industrieterrein.

De datacenters en de maïs zijn Amerikaans bezit. De goederenoverslag is Chinees. De geiten zijn van een Singaporese investeringsmaatschappij. Het landschap wordt door wildvreemden van over de hele wereld geregeerd, maar op straat kent iedereen elkaar. Het is altijd gezellig, maar overal heerst angst.

Een signaal klinkt uit de portofoon. Het politiebusje rijdt de straat uit en een erf op. Het target is een productietrailer.

Het nieuwe middel dat in de trailer wordt gemaakt veroorzaakt urenlange euforie, tijdelijke liefde voor alles en iedereen, een ochtenddepressie en een verhoogd risico op dementie.

De trailer staat in een vervallen schuur. Het busje stopt voor de deuren. De bestuurder steekt een vinger op naar iemand op het erf van de buren, een man met een joystick in zijn ­handen.

Die knikt kort en bedient de arm van een heftruck, die een koeienlijk in een kiepwagen ­takelt.

Stilte.

Een donkere homp landt met een klap op de betontegel naast het autoraam van Jake. Een konijn in verwrongen houding.

Een buizerd cirkelt in de lucht.

Jake kijkt omlaag: het konijn is verdwenen.

Nog een portofoonsignaal. De politiemensen hollen het erf over, de schuur in, en trappen de deur van de trailer open. Er wordt gevochten.

Jake F. Thomas staat op het trappetje van de trailer en zakt zonder door iets te zijn geraakt in elkaar. Als laatste ziet hij de cover van een automagazine op de werkbank in de schuur.

De cover vervaagt en de gekleurde afbeeldingen lopen over in het hout van de werkbank.

De objecten in de ruimte glanzen onwerkelijk, hun texturen verlopen: de trailer krijgt een randje paardenmest, de hakbijlen verliezen hun kleuren aan de bakstenen.

In de consternatie weten de criminelen de agenten buiten de trailer te werken. De bewusteloze Jake wordt naar binnen gesleurd en gemolesteerd.

De virtuele versie van de schuur vervormt zich, trekt traag samen en zet weer uit.

Op de cover van het over de werkbank uitgesmeerde tijdschrijft verschijnt de kop: ‘Waarom is er op de heide niemand aan de opioïden?’



Ditmaal duurt het een week voordat Jake bijkomt.

Nadat Marloes haar dochter naar paardrijles heeft gebracht, bezoekt ze het ziekenhuis.

‘In de trailer zat een Amerikaan die het op jou gemunt had. Je boft dat je nog leeft.’

Ze vertelt hem alles wat ze heeft ontdekt, maar hij reageert niet. Ze vraagt zich af waarom hij nog niet is gerepatrieerd.

‘Je aanvaller is ontsnapt, maar de ovj officier van justitie weet wel zijn identiteit.’

Op de terugweg gaat ze langs bij de voormalige onderwijzeres.

De vrouw doet haar pruik op – een knotje – waar Marloes bij is. Aan haar koffietafel wordt normaal vrolijk geroddeld, maar vandaag kijkt ze serieus.

‘De geiten zijn geruimd.’

Er klinkt inderdaad geen gemekker.

Marloes staat op en loopt naar de keuken om nieuwe koffie te halen als ze hoofdpijn voelt opkomen. De pijn wordt zo hevig dat ze door haar knieën zakt, op de terrazzovloer tegen een keukenkastje.

In een virtuele versie van de keuken kruipt het terrazzopatroon omhoog langs de muur. Het boerenbontmotief van de keukentegels golft over het koffiezetapparaat. Vertraagd gemekker klinkt.

Jakes stem: ‘Welkom in de Binnenruimte, Marloes. Soms vind ik hier aanwijzingen, maar meestal slechts nieuwe raadsels.’

De virtuele keuken trekt samen en zet weer uit.

Het label van het pak koffie loopt over in de houtnerfprint van het aanrecht en draagt de tekst: ‘Het gaat niet om drugs.’

De voormalig onderwijzeres zit gebogen over Marloes en dept haar voorhoofd met een natte theedoek.

Marloes komt bij en zegt: ‘Het gaat niet om drugs, maar dat wisten we wel.’

Met dank aan Jeroen Loohuijs, Tim van Hooft en autodemontagebedrijf Van Zutphen. De ost – original soundtrack – van dit verhaal is gecomponeerd door Rhizal Drift en online te beluisteren: shorturl.at/eghKO.

Dirk Vis (1981) is Gids-redacteur en studeerde ooit aan de Rietveld Academie af met bewegende gedichten voor op het scherm. Van Vis verschenen onlangs de roman Paren of de kunst van de slaapkamer en de antihandleiding voor artistiek onderzoek Research for People Who (Think They) Would Rather Create.


Meer van deze auteur