Intouchables, een film over de vriendschap tussen twee mannen in Parijs, belooft niet alleen de best bezochte Franse film ooit te worden, het is ook een film over kosmopolitisme, hoewel het woord nergens valt.

Voor wie de film nog niet zag: Driss, Afrikaans kruimelcrimineel uit de banlieues van Parijs, krijgt een baantje als verpleger van de steenrijke Philippe, die met een hoge dwarslaesie in een rolstoel zit. De mannen vatten genegenheid voor elkaar op, zonder hun verschillen te verdoezelen, laat staan te ontkennen. En die verschillen zijn aanzienlijk. Straatarm tegenover steenrijk, zwart contra wit, vitaal jegens verlamd, soul versus Vivaldi, een miserabele flat in een buitenwijk en een stadspaleis in hartje Parijs. In Intouchables staan werelden tegenover elkaar.

Uiteindelijk blijken die werelden er maar amper toe te doen. Driss duwt Philippes rolstoel, Philippe helpt Driss met het verkopen van een schilderij. Philippe lacht wanneer Driss de stijve bezoekers van een kamerconcert verleidt tot dansen op Earth Wind & Fire, Driss lacht Philippe uit wanneer hij zich niet kan verweren tegen sneeuwballen. Van wederzijds medelijden is geen sprake. ‘Wanneer ik u was, zou ik mezelf voor het hoofd schieten,’ zegt Driss ergens. ‘Ook dat is lastig voor iemand met een dwarslaesie,’ glimlacht Philippe. Driss grinnikt: ‘Ja, dat is klote.’

Intouchables trok dit jaar bijna 50 miljoen bezoekers, wereldwijd. En de vraag is natuurlijk of dat een teken is van de hoop dat het, elf jaar na 11 september, toch nog goed komt. Dat de clash of civilisations niet het laatste woord heeft en de frisse geur van grensoverschrijdend denken weer in de lucht hangt.

Voor alle duidelijkheid: Intouchables is dan wel een kaskraker, maar het is geen kitsch. Want de film ontkent geenszins ‘de stront in ons leven’, zoals Milan Kundera het verschijnsel ooit omschreef. Die stront is er volop en zal tot het einde toe niet verdwijnen: de fantoompijnen van Philippe, zijn aan kanker gestorven echtgenote, de miserabele jeugd van Driss in Senegal en zijn in de drugsscene verzeild geraakte neefje.

Een verhaal als Intouchables is al eerder verteld. Wellicht kan de film de annalen in als het zoveelste staaltje sociaalromantiek, al was het maar omdat de vertelling zo scherp contrasteert met de Franse werkelijkheid. Een werkelijkheid waarin de kans klein is dat mannen als Driss en Philippe elkaar überhaupt zullen ontmoeten. Dat de makers van de film doorlopend benadrukken dat hun script is gebaseerd op het waargebeurde verhaal van de vriendschap tussen de Corsicaanse aristocraat Philippe Pozzo di Borgo en de Algerijnse ex-gevangene Abdel Yasmin Sellou, doet daar weinig aan af.

Nogal wat Franse commentatoren ervaren de film echter als een politiek programma. Zo ziet Le Monde hoe het ‘in privileges verstarde oude Frankrijk’ zich verbindt met de ‘levenslust van jonge immigranten’. Daarin zou de krant weleens gelijk kunnen hebben. Al zou je het natuurlijk ook om kunnen draaien en stellen dat de onaangepastheid van jonge Afrikaanse migranten zich verbindt met de burgerlijke mores van het gevestigde Frankrijk.

Intouchables is de verkenning van een mogelijkheid. Van de mogelijkheid dat mensen uit verschillende werelden elkaar ontmoeten, respecteren, geen schade toebrengen en, waar mogelijk, zelfs proberen te helpen. Het is de mogelijkheid van het kosmopolitisme. Van de kosmou polites, de burgers van de wereld, die mensen niet beoordelen op grond van ras, geslacht of afkomst, maar zich zo wensen op te stellen dat ze samen door één deur kunnen, en meer dan dat, zelfs bereid zijn om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen.

Precies dit morele uitgangspunt plaatst het kosmopolitisme sinds zijn grondlegger Diogenes van Sinope (404-324 v.Chr.) tegenover tribalisme, regionalisme, provincialisme, nationalisme en continentalisme. De morele verantwoordelijkheid van de kosmopoliet houdt vandaag de dag niet op bij Zundert of Gibraltar, zoals hij in Diogenes’ tijd niet ophield bij de stadsmuren van Athene. De inzet van het kosmopolitisme was van meet af aan het garanderen van de waardigheid van individuen, waar ter wereld zij ook wonen.

De belangrijkste kosmopoliet van de moderne tijd, Immanuel Kant (1724-1804) maakte de Menschenwürde dan ook tot uitgangspunt van zijn denken. Wat mensen hun waardigheid verschaft, aldus Kant, is het feit dat zij zich doelen kunnen stellen, waaronder morele doelen. Met het belangrijkste kosmopolitische manifest ooit geschreven, Zum ewigen Frieden uit 1795, hoopte Kant de waardigheid van mensen tot in de eeuwigheid te garanderen. Op praktische wijze bepleitte hij zowel de democratische republiek, een humaan asiel- of vluchtelingenbeleid, als een overlegorgaan waarin staten hun onenigheden op geweldloze wijze oplossen.

In het wereldburgerschap zoals het vandaag door denkers als Martha Nussbaum of Kwame Anthony Appiah wordt geformuleerd, staat de menselijke waardigheid onverminderd centraal. Nu bijna de helft van alle landen democratieën zijn, nu landen hun wrijvingen aan de onderhandelingstafels van de Verenigde Naties oplossen en in veel landen het recht op asiel is ingevoerd, wordt het kosmopolitisme subtieler, kleinschaliger en persoonlijker dan dat van Immanuel Kant.

Het kosmopolitisme in de eenentwintigste eeuw is praktisch en ontspringt aan het feit dat we alleen al op straat, op school en in de winkel, maar ook op televisie en internet, meer mensen ontmoeten dan onze grootouders in hun hele leven. Terwijl zij amper verder konden kijken dan hun eigen stad of dorp, komen wij alleen al via het acht-uurjournaal in contact met Amerikanen, Grieken en Syriërs.

Onvermijdelijk beseffen we dat de Grieken en Syriërs die vandaag hun land verlaten, morgen bij ons op straat, op school en in de winkel staan. En we beseffen ook dat we niet alleen dán, maar ook nú al verantwoordelijkheid voor hen dragen. Al was het maar omdat we hopen dat anderen ook verantwoordelijkheid voor ons dragen, wanneer we ooit in een miserabele situatie komen te verkeren. Daarom gaf de wereld miljarden aan de overlevenden van de tsunami of de aardbevingen in Kasjmir en Haïti. Daarom steunen velen van ons Stichting Vluchteling en het Rode Kruis, nu deze humanitaire hulp verlenen aan slachtoffers van het geweld in Syrië. En dat we daar een warm gevoel van krijgen, is mooi meegenomen.

Er hoeft geen misverstand over te bestaan: kosmopolitisme, het respecteren of repareren van de waardigheid van de ander, is een ethisch ideaal dat maar weinigen volledig weten te realiseren. Tallozen jaagt de nabijheid van zoveel vreemden eerder angst aan. Angst dat door hun komst niets blijft zoals het is en niemand nog te vertrouwen valt. We hebben nog maar amper geleerd door de taal, de handgebaren en de oogopslag van vreemdelingen heen te kijken. Deze angst uit zich niet alleen in steun voor xenofobe politici, hij dringt door tot in de haarvaten van onze winkels, scholen, straten en huizen.

In boeken als Culture of Fear, Politics of Fear en Paranoid Parenting beschrijft de Britse socioloog Frank Furedi de nieuwe angst in al zijn kleuren en facetten. Deze drukt zich uit in de angst van ouders om hun kinderen alleen op straat te laten, in de harde aanpak van criminaliteit – ook al daalt de misdaad sinds decennia – of uit de alsmaar strenger wordende voedselwetten. Hij blijkt uit het verdwijnen van steden als zwerfgebieden, doorstoken met stegen, portieken, brandgangen en binnenplaatsjes. Vandaag de dag kun je alleen nog rechtdoor, langs toegangspoorten, hekken en intercoms. Het draait niet alleen om bescherming tegen vreemde mensen. Steeds meer stedelingen lijden onder de vervreemding die de ontgrensde samenleving met zich meebrengt; ze lijden onder a loss of place. Door zich te nestelen in een beschermde ruimte hopen ze op de geborgenheid die ze eerder zijn kwijtgeraakt. Tal van intellectuelen bogen zich inmiddels over deze angst. En telkens weer wezen zij naar de onstuimige globalisering waarin niemand meer houvast lijkt te vinden. Daarom sprak Ralf Dahrendorf zowel over een Welt ohne Halt als over eine entfesselte Welt. Anthony Giddens had het over a runaway world en Zygmunt Bauman over liquid times en liquid fear.

Is het afsluiten van onze woonomgeving een private reactie op de globalisering, op het vreemde en de vreemdeling, de Verenigde Staten en de Europese Unie sluiten inmiddels hele continenten af. Voor een Afrikaan of Aziaat is het vandaag de facto onmogelijk om zich op legale wijze in Denemarken of Arizona te vestigen. En wanneer het de vreemdeling wonder boven wonder dan toch lukt om de permits, de visa, de paspoorten, de camera’s, het prikkeldraad, de bloedhonden, de vreemdelingenpolitie en de Middellandse Zee te trotseren, staat hij plots voor de deur en meldt zich als verzorger in een Parijs’ stadspaleis. Op dat moment komt het er alsnog op aan elkaar te ontmoeten, te respecteren, geen schade toe te brengen en wellicht zelfs te helpen.

Het feit dat wij allen, ingezetenen en vreemdelingen, worden meegesleurd in de rauwe dynamiek van de mondialisering, biedt echter ook een kans. In NRC Handelsblad zegt Philippe Pozzo di Borgo, de man die model stond voor de Philippe uit Intouchables, dat ‘we allemaal gehandicapt zijn’. ‘In onze samenleving staat egoïsme voorop. Maar bij tegenslagen red je het niet alleen. Deze film biedt troost. Hij laat zien dat er een oplossing is: de ander. Voor mij heeft het lang geduurd voordat ik inzag dat je je beter voelt als je samen bent.’

Met een schets van de toegenomen angst is dan ook niet alles gezegd, integendeel. Een verhaal dat nog veel te weinig wordt verteld, is het verhaal van de empathie, het vermogen om zich in anderen te verplaatsen. Voor iedereen is de wereld sinds 1989 onbeschrijfelijk veel groter geworden, door CNN en Al Jazeera, de introductie van YouTube en Facebook en reizen naar Thailand, Costa Rica en Gambia voor de welgestelden, want voor hen zijn er geen permits, bloedhonden en prikkeldraadversperringen. En wie reist, fysiek of virtueel, ontmoet anderen en loopt de kans betrokken te raken.

Plots waren ze er, de termen waarmee deze nieuwe morele praktijk onder woorden wordt gebracht: global citizens movement, ethical globalisation, moral cosmopolitanism, cosmopolitan morality, global civil society, moral globalisation of new cosmopolitan ethics. En alom kan deze ‘morele globalisering’ nu worden aangewezen.

Ethisch consumeren, fair trade, neemt jaarlijks met meer dan 20 procent toe. Amnesty International telt inmiddels drie miljoen leden, Artsen zonder Grenzen kan ook dit jaar weer rekenen op 230 miljoen aan giften. En ook al is er forse kritiek op de traditionele ontwikkelingshulp, 80 procent van alle Nederlanders antwoordt nog steeds met ‘ja’ op de vraag of ‘wij arme mensen in de derde wereld’ moeten helpen. Nederland telt meer dan zesduizend kleine ontwikkelingsorganisaties die vanaf de keukentafel zorgen voor waterpompen in Burkina Faso of klaslokalen in Peru. In 1990 voerde de Verenigde Naties vijf vredesmissies uit. Met ruime steun van de publieke opinie zijn het er anno 2012 al zestien.

Ook het bedrijfsleven doet mee. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is allang geen buitenissige hobby van excentrieke ondernemers meer, maar dringt allengs door tot in het hart van Unilever en DSM. We zijn verzeild geraakt in the age of empathy, meent primatoloog Frans de Waal. De socioloog Jeremy Rifkin ziet the empathic civilization opdoemen, en de Amerikaanse psycholoog Daniel Batson formuleert de empathy-altruism hypothesis. Opkomen voor anderen, ook al wonen ze aan de andere kant van de wereld, is geen kwestie van plichtsbesef of christelijke ethiek. Het is vóór alles een zaak van nabijheid. Het simpele feit dat we elkaar leren kennen, maakt dat we ons aansprakelijk laten stellen. Dat vijftig miljoen mensen zich in Intouchables verliezen, is ook een blijk van herkenning dat het zo kán gaan, nu we eenmaal tot elkaar veroordeeld zijn. ‘Omdat de wereld bolvormig is,’ schreef de oude Kant, ‘kunnen mensen zich niet tot in het oneindige verspreiden maar moeten zij uiteindelijk elkaars nabijheid dulden.’

Net als in de tijd van Diogenes van Synope of Immanuel Kant zal een kosmopolitische ethiek ook in onze tijd pragmatisch en praktisch zijn. Kosmopolitisme is geen ideologie van scherpslijpers en Prinzipienreiter. Temeer omdat we het afgelopen decennium hebben geleerd dat ideologische debatten vaak weinig opleveren. Scherpe discussies tussen immigranten en ingezetenen, tussen moslims en niet-moslims, tussen gelovigen en atheïsten lijken de tegenstellingen in veel gevallen alleen maar te bestendigen en te verdiepen.

Kosmopolitisme start bij de acceptatie dat we leven in een wereld van vreemden en doet vervolgens een poging om voorbij te kijken aan de mono- of de multiculturele samenleving en de traditionele identiteiten, nationaliteiten. Kosmopolieten leven in het besef dat mensen, uit welke culturen ze ook komen, voldoende gemeenschappelijk hebben om een gesprek te beginnen. Maar ze beseffen ook dat dit niet betekent dat ze het ook eens zullen worden. Kosmopolieten weten dat je met een redelijke gedachtewisseling veel, maar niet alles kunt bereiken.

De kans op succes is groter wanneer het gaat over wat hun concreet te doen staat. Kosmopolitisme is handelen. We kunnen het in de meeste gevallen best eens worden over wát we moeten doen, terwijl dat maar zelden lukt over de vraag waaróm we iets moeten doen. Het denken in een tijd van globalisering sluit aan bij de alledaagse werkelijkheid, op het werk, op school en op straat. Wie samen door één deur wil, zal zich de tijd moeten gunnen om aan de ander te wennen. En wie aan elkaar went, begint allengs te vergeten hoe vreemd die ander ook al weer was.