Ik werp een blik uit het raam alsof dit kijken
een steen is terwijl jij een vis vraagt.

Een lichte van ooghaar trillende
opschrikkende neerslaande en wijkende kei

die zich zou kunnen richten op de spartelende
angst waar ik geen ander woord voor weet

wanneer ik me opricht van jou van tafel
en me verlies in de diepte van een gebouw

aan de overkant van het water. Wat een afbeelding was
op het raam splijt open in kelders en kamers.

Het is erger dan ontelbaar veel kaders
die zich oprichten van tafel. Een fractie

van een moment weet ik zo veel rillende levens
met verveling en soms paniek in de ruimte

tussen vingers te vinden. Ze wringen
deze uit in hun schoot. Hangen schotelantennes

en handdoeken tegen de hemel
met het gewicht van een toekomst aan hijskranen

in het hoofd. Het is licht het trilt en schrikt op.
Slaat neer en wijkt om zich te richten op ons.

Ik trek een lijn om het gebouw en zeg kijk tegen jou.

Bij de foto’s van Bas Princen (Caïro, Dubai en Istanbul in 2009).

Maria Barnas (1973) is dichter en beeldend kunstenaar. Haar meest recente dichtbundel is Diamant zonder r.

Meer van deze auteur