I

Mechanismen, strategieën van stedelijk samen:
in zondagse zonschijn raapt mens barrevoets
met regenpak aan, huif over hoofd, alle, alle
duizenden afgevallen paardekastanjebloesems
van de stoep en werpt ze over ’t parkhek stil.
De stad laat zich opvatten als een machine,
er is werk aan de winkel – het waait, en hoe.
Politiek houdt afstand, geen eend intervenieert.


II

Stad? Krap graf. Zorg vliedt. Passant een mus,
mausoleum van verdrietjes, nagedachtenissen,
kruimelend. Weet je nog waar poes de rooie
van vijfhoog uit de lucht viel? Gestalte gevend
in het voorbijgaan aan ruimtelijke kenmerken?
Onbestuurbaar voorjaar, bitter als het vorige,
lichten springen op groen en dood. Zie ze gaan
de doorgezwolgen kemelen, de muggen uitgezegen.


III

Louter bij avondhemelen wier blauwe welving
zich lauw en vlezig tegen huizendonker vlijt
biedt het stratenplan gerieflijk onderkomen,
voor oogcontact blijft weinig grond. Snel
wandelend raakt burger besefte proporties kwijt
en zwelt tot groot beneveld sterrenweefsel.
Centraal straalt oplossing: lichte disfunctie
bij omfloerste begaanheid is stadsharts brood.

Anneke Brassinga (1948) werd aan de Universiteit van Amsterdam opgeleid tot literair vertaler en vertaalde werken van onder anderen Nabokov, Plath, Melville, Diderot en Broch. Sinds 1987 wordt haar eigen werk, proza en poëzie, uitgegeven door De Bezige Bij. In 2015 ontving zij voor haar poëtisch oeuvre de P.C. Hooft-prijs.


Meer van deze auteur