Het doorzichtige
sjaaltje niet van jou over je rechterschouder marinella
je elegante pasjes langs het zwembad marinella
jij wilde rust die dag nee evangelica ik

had er niet meer naartoe mogen gaan jij had mij dat
verboden laatst zag ik jou evangelica in de winkelstraat te
a. schreed jij met jouw geheimen

niet
alleen maar die van jou ik fluister ze
met jou dag in dag uit jij
zag dat – ik zag dat je het zag
(hoopte ik dat die blik wat was) –

wij hebben daar mooie momenten aan verbonden
in herinnering voor ons beiden, zelfs nog die
woedeaanval van je, op verkeerd moment, tussen
de verkeerde mensen, om een volstrekt foute reden,
maar: strelingen bij je ochtendlijke vermoeidheid, meer

toenadering (zij duurde; constant maar weer) nergens
in de straten (waar we elkaar vermijden, omdat we de namen
enkel kunnen fluisteren, en de momenten met niemand
zullen bespreken) ook van b. (rampspoed

van het pompeuze, zo gemoedelijk) trof ik
marinella die eens de blik toewierp (als die van jou, maar
nee: dat guitige, dat lichte, dat kokette, die stapjes van haar,
en later die ogen zoveel wilder, geloken en zo, verzaligde,

ik trof haar), niet te b. (niet ook in b. waar jij
bent), andermaal slechts van de onherkenbaren
deelgenoot van mij en hen van jou: tsura
ook nog, vergeet ik bijna, jij kroop
onder jouw naam uit en zei: wij gaan

wandelen / verstoord gezicht van beschaafde dame
te c. (nee nee: dat was d.) zij zag ons uit de
deur treden (later wilde jij dat ene, om de hoek, veel
– ) lijkt

het jouwe waar ik achter je naam
kroop jouw gezicht verstart zelfs daar omdat je
nog langs straten loopt maar jij loopt daar
allang niet meer, of omdat je

jouw vader verwijt wat jij — vader (de
staat, begin daar maar, je landgenoten
met het fatsoen van de huidskleur tegen
die van jou) verwijten moet vertelde jij een

prachtvol leugenverhaal (veel
waarheid stak erin) voor
een goede snik of meer
dan dat, ik weet het wel, had

misschien had dat ene ——— nee ———

moest je niet helpen, na het zwembad waar jij

ook het doorzichtige sjaaltje — gedragen
door evangelica, marinella, ook (jij, zij:

te lieve jouw lied dat
ons lied werd dat ik tegenkwam op de cd wist het niet

op voorhand) rond zwembad waar wij
(1 plus wie, om wat) elkaar toereikten

en verder reikten achter doorzichtige sjaaltjes over
rechterschouders gedrapeerd als telkens waar zij dan niet lag

en wij willen er niet aan komen want het was allemaal van ons
wij komen er elke keer aan want het is telkens weer

iets van de lichaamsdelen – die ver buiten ons vallen –