Ik heb van mezelf een geest gemaakt. Een wezen dat overal in doordringt, zonder zelf nog door de dingen geraakt te worden.

Dezelfde Spaanse soldaten die zes jaar eerder in naam van Karel V de Azteekse hoofdstad Tenochtitlán met de grond gelijkmaakten, doorboorden in 1527 de muren van Rome en onderwierpen de stad aan een nachtmerrieachtige stortvloed van martelingen, vernederingen, moorden en verkrachtingen. Die gruwelijkheden werden in ongeëvenaard detail beschreven door Luigi Guicciardini. Zijn verslag toonde straten bezaaid met lichamen, ‘in stukken gesneden, besmeurd met modder en hun eigen bloed, sommige nog half in leven’. Gevangengenomen inwoners die de dood bespaard bleef werden gebrandmerkt en gedwongen hun eigen oren, neuzen of ballen te eten. Velen kozen er daarom voor om zichzelf te verdrinken in de Tiber.

Naar eigen zeggen wilde Luigi met zijn ooggetuigenverslag de verantwoordelijke Italiaanse bestuurders confronteren met de gevolgen van hun handelen. Een van die bestuurders was zijn eigen neef, Francesco Guicciardini – een renaissanceman, aanvoerder van de militaire coalitie tegen Karel V. Francesco hield van Rome. De vernietiging van de stad confronteerde hem met het wanhopige besef dat zijn goede bedoelingen ineens een verschrikkelijk, tegengesteld resultaat hadden. Hoe kon hij, iemand die het beste met de Eeuwige Stad voorhad, diezelfde stad in de afgrond hebben gestort?

Ik geloofde dat ik mijn ‘ik’ kon uitwissen – het ‘ik’ dat in de geest huist, dezelfde geest waarmee de zogenaamd verstandige mens (lees: de Europese mens, of preciezer, de witte, mannelijke Europese mens) zichzelf ging onderscheiden van de materie, van de wereld waarin we ons bewegen, om haar vervolgens naar zijn hand te kunnen zetten.

Lotte Schröder

Francesco was niet de enige die gefascineerd raakte door dit fenomeen waarbij de geschiedenis een loopje met ons lijkt te nemen, en waarbij onze intenties ineens hun eigen tegendeel in zich blijken te dragen. We vinden dit ook bij Erasmus, die schreef dat alles twee gezichten heeft. En op sommige momenten ‘verkeert alles plotseling in zijn tegendeel’. Of bij Karl Marx, die in 1856 constateerde dat in zijn tijd ‘alles zwanger lijkt van zijn tegendeel’, waarmee hij doelde op de zogenaamde vooruitgang die enkel bloedvergieten tot gevolg had. Of Blaise Pascal: ‘Het ongeluk wil dat hij die zich de engel waant, het beest blijkt.’ En in 2008, in een Batmanfilm: ‘You either die a hero, or live long enough to see yourself become the villain.’ Aimé Césaire herkende het bij de witte Europeanen in de koloniën: ‘En dat de kolonisator, die om zijn geweten te sussen zichzelf eraan went in de ander het beest te zien en zichzelf traint hem als zodanig te behandelen, objectief de neiging heeft zélf in een beest te veranderen.’

Beschrijvingen van het fenomeen wortelen in het denken van Heraclitus, de filosoof uit Efeze die leefde in de zesde eeuw voor Christus. In zijn ogen was de wereld het resultaat van elkaar bekampende tegenstellingen. ‘Levend en dood, wakker en slapend, jong en oud zijn hetzelfde: het ene slaat om in het andere en het andere weer in het ene.’ Ook bij Heraclitus ging het verlangen om het goede te doen onbewust over in het slechte: ‘Mensen reinigen zich vergeefs van bloedschuld door zich opnieuw met bloed te besmeuren.’ Onder latere Griekse filosofen kwam deze ‘omslag in het omgekeerde’ bekend te staan als enantiodromia – ‘tegengestelde loop’.

Ikoordeelde niet meer, want oordelen is je eigen geest opdringen aan de wereld. Ik bekeek alleen; aanschouwde en noteerde wat ik zag. Confronteerde lezers met stukjes wereld, stukjes uit verschillende tijden, aaneengeregen door onzichtbare verbanden, zonder dat ik daarin zelf te veel aanwezig wilde zijn.

Een van mijn teksten won een prijs. Het was een tekst over onthoofdingen, over het zich ontdoen van dat deel van onszelf waarin de geest huist. De jury prees de tekst als ‘een stuk dat niet ikkerig is […] de ik zit in de persoonlijke manier van aanschouwen’.

En ik dacht dat ik goed bezig was.

Vaak menen we het goede te doen, om vervolgens met onze eigen verdorvenheid geconfronteerd te worden. Ik heb het niet over gevallen zoals ­Sywert van Lienden of Winston Gerschtanowitz, die hun dubieuze intenties camoufleren als goede bedoelingen. Ik doel op mensen die er werkelijk van overtuigd zijn de wereld op een goede manier te veranderen.

Een voorbeeld: in Mexico-Stad proberen milieuactivisten de stedelijke omgeving te dekoloniseren. De stad zakt langzaam weg in de poreuze bodem, als gevolg van de drooglegging van het meer waar de stad oorspronkelijk in is gebouwd. Dat meer verdween nadat de Spaanse kolonisten het waterrijke Tenochtitlán hadden vernietigd en transformeerden in de droge Iberische omgeving die ze kenden van thuis. Nu wil men breken met de landschapsopvattingen van de Spaanse kolonisten: het meer moet terugkeren, om een duurzame toekomst te garanderen. Activisten en architecten hebben er daarom voor gezorgd dat de bouw van een enorm nieuw vliegveld op de plek van het vroegere meer in 2018werd gestaakt, om plaats te maken voor een ecologisch waterpark dat herinnert aan de Azteekse tijd (van vóór de kolonisatie). Als gevolg daarvan is het nieuwe vliegveld uitgeweken naar San Lucas Xolox, een plek waar vooral nazaten van de inheemse bevolking wonen. Zij zijn nu de dupe en moeten waarschijnlijk van hun woonplaats wijken. Zo slaat een verlangen dat een inheemse leefwereld terug wil brengen om in de uitwissing van diezelfde leefwereld.

Maar wat ik eigenlijk deed was mezelf verder loskoppelen van de wereld. En zo voedde ik zonder me daarvan bewust te zijn het verlangen van de witte mannen, de ‘grote geesten’ van de wereld, die geloven dat ze een steriel en transparant gezichtspunt belichamen, een onafhankelijk oogpunt van waaruit ze de wereld beschouwen, bevatten en beheren – en zodoende ongemerkt met hun ik besmeuren.

Het probleem met goede intenties is dat ze ons doen geloven dat we vanuit een losstaand perspectief de gevolgen van ons handelen kunnen overzien. Ze nodigen ons uit ons af te zetten tegen de wereld, die we denken naar onze wil te kunnen bewegen. Maar juist de onbedoelde gevolgen van ons handelen tonen dat het de wereld is die ons beweegt. Datgene waar we ons tegen dachten te verzetten heeft ongemerkt de muren van ons ‘ik’ gepenetreerd en is in ons diepste wezen doorgedrongen.

Jilt Jorritsma (1991) is historicus, essayist en schrijver. In 2018 won zijn essay ‘Onthoofd’ de Joost Zwagerman Essayprijs. Zijn debuutroman Was verscheen in 2021. Aan de Open Universiteit doet hij onderzoek naar zinkende steden.

Meer van deze auteur