‘Mercy, mercy, drown her, rain!’
– Frank O’Hara


1
Er bloeien nu miljoenen amaryllissen
op het laagliggend veld waar Het Ding ooit neerstortte, de levenden
(de oorspronkelijken, de cellen) met zich meedragend, alles vlammend
vanuit de korsten de ozon in – en weer terug.

Laat ons hier

      standhouden.
2
Verbeeld je bolle Bibi in prikkelig gras, haar jonkie
met zachte vachtvoetjes en vochtige snoet
nu al doorspleten door de toewijding aan traditie.

Verbeeld je vallende vlammen muterend tot grofvuil;
de vlammen glijden over de maagden van Mazar-e Sjarif;
de maagden zingen samen: dit verdriet is gelijk

          aan al het verdriet van deze wereld.

3
De rook beteugelt
de lucht die gekloofd is
door kogels die rondjagen
als hongerige horzels. De ochtend vlottend met nevel
maakt met wolkerig licht de brug haast onzichtbaar!

    De rivier schranst de rommel op.

4
Ze ketenen hun ellebogen, gooien hun strotten
omhoog. En dan wachten ze.
      En dan: Wir werden überwinden!
          Wir werden überwinden!
          Wir werden überwinden!
In het midden is SS-Obergruppenführer Wilhelm ‘Willie’ Bittrich,
op-en-neer springend, meezingend. De DUISTERNIS wint op dit moment
– zie hoe ze spastisch
      ineenstort – van het LICHT. Johnny’s mannen vallen
door de vallende stukken brug; staal over staal
        kantelt de brug kubistisch terug op zichzelf.

5
‘Is er oorlog op komst?’ vraagt de diletante aan de bot-en-boterverkoper.
  ‘Er is oorlog. Maar hier? Geestelijk:
Hetzelfde geratel van Aanslag! Aanslag! Hetzelfde afdwalen
          naar branie.’
‘The nostrils vomit spirits of flame.’ Aldus Marinetti tegen Pound.
Mondmaskers
zijn het nieuwe New Wave; Roxy Music speelt Avalon in quarantaine
    in Huis Ten Bosch (Now the party’s over / I’m so tired…)
terwijl een kind een kogel in de borst krijgt geschoten – de ribbenkast
in splinters barstend, door het hart en weer terug naar buiten
door het ruggetje, waarna het tegen de grond valt.
6
We achtervolgen Yeats in een matzwarte Tesla
over de Rue de la Loi, klaprozen opslokkend,
opgejaagd door dagvaardingen.

We persen kamelen door de ogen van naalden:
je mag niets meenemen op je reis.
Geen stok, geen tas, geen geld, geen extra kleren.

Geen wolkenkrabbers; de wervelwind zwelt
over de Adidasbroeken in de Istanboel,
over de soldaten met hun balaclava’s en hun machinegeweren en hun Dingo’s.

Over de despoten.

7
We hebben paspoorten gemaakt.
Paspoorten met foto’s van poëten,
zodat we niet vergeten door wie
we zijn grootgebracht. Jaren later
verliezen we deze paspoorten
en zij die erop afgedrukt waren.
We zingen dan idyllen en dwalen
over de kale, verlaten vlaktes.
In de verte zien we de vulkaan
waar Vyborg was. Ook deze zal vergaan.

8
Terwijl we doorbaggerden leek de maan op een huichelachtige penning hangend rond een
zwartfluwelen doek, dat vast en zeker iets van een grandioos etterend eczeem verhulde. Kleed je uit, Nacht! Laat zien wat verborgen moet blijven en laat het pus op ons neergutsen zodat we eindelijk eens weten met welke gore kolos we te maken hebben!

9
Vanuit de grotten naast de uitgedroogde rivier, waar de geesten ’s nachts samenkomen
om te praten over hun angsten, hun dromen, hun lot, hun liefde voor de godin Hurstrga, sommeren we:
    ALLES is voor U, Hurstrga:
    het borrelend asfalt, de holle steden,
    de vlammende akkers en het lang-verlaten
    campagnekantoor van Poen Miljoen.
        (‘Normaal Doen’)

10
        Welke ringen ruien op
in het Koninkrijk van de Verheven Moshoeshoe, het Mes
dat Alle Baarden van de Ramonaheng Schoor, hier in Butha-Buthe?
  Welke maan is hier neergehamerd?

  Er is water hier. De |Hai!arib
  wast wervelend de machtige lijven van de bouwers
  van de Dam, die nu vissen naar meervallen en karpers,
      tot ze zo schoon zijn als as.


De gedichten van Lars Ruben (1991) zijn verschenen in o.a. De Gids, Tirade en de Poëziekrant. Hij werkt met plezier op een boerderij.

Meer van deze auteur