1.

Alberta is 95 jaar geworden. Door covid kon er bijna niemand bij de uitvaart zijn. Haar man – ik ben even zijn naam kwijt – is 97 of 98, en hij leeft nog. Op Valentijnsdag 2018 kwam de krant langs: ‘Wat is jullie geheim?’ ‘Hoe is het jullie gelukt zo lang zo gelukkig samen te zijn?’ Ze zijn dan 71 jaar getrouwd. Ze hebben ook weleens ruzie gehad zeggen ze, toen ze jong waren, vooral over geld ging dat dan. Hij had een keer een te dure auto gekocht. Ze zeggen dat je het goed moet maken voor je gaat slapen. ‘Ik geef haar elke dag een kus,’ zegt hij. ‘Al 71 jaar lang.’ ‘Ja, dat hou je goed vol,’ zegt zij. Ze is haar leven lang verpleegster geweest. In 1955 werd Albert Einstein opgenomen in het ziekenhuis waar ze werkte. Hij had iets – weet niet meer precies – het kon nog wel geopereerd worden, maar dat wilde hij niet. ‘Het is goed zo.’ Hij sterft en Alberta houdt zijn hand vast en hij zegt nog iets tegen haar. Toen kwam de krant ook langs. ‘Wat zei hij? Wat waren Einsteins laatste woorden?’ Maar hij sprak op het laatst in zijn moedertaal, Duits, en daar had Alberta niks van verstaan.

2.

Wist je dat jouw opa en oma uit liefde gescheiden zijn? Hij was Joods en zij niet. Als ze samen zouden blijven zou het hele gezin worden meegenomen. Ze waren nog maar net op tijd. Hij werd afgevoerd en vermoord in een kamp, maar zijn vrouw en dochter waren gered. Dat zijn jouw oma en moeder. Zij was toen tien, jouw moeder, en ze woonden in Praag. Toen de oorlog voorbij was kwamen de communisten, en toen je moeder twintig was werd ze zwanger. Ze kon met een studentenvisum naar Amsterdam en daar vroeg ze asiel aan. Toen werd jij geboren. Je was met je ravenzwart haar een opvallende verschijning in Amsterdam in die tijd. Je sprak Tsjechisch en plat Amsterdams en later leerde je nog allemaal andere talen, je ontmoette de vader van je kinderen, je voedde een zoon en een dochter op, in de Warmoesstraat, tussen de junkies, want die moest je helpen vonden jullie. En er was bij jullie aan tafel altijd ruimte voor gasten.

Lotte Schröder

3.

Ihab staart naar de lucht waar de zon onder is gegaan. In gedachten beweegt hij met zijn vingers over de snaren van zijn gitaar. Zonder echt te spelen. Zonder iemand wakker te maken. Als het universum oneindig is, dan zullen domme vragen toch zeker wel ergens bestaan? Zijn niet ook de ideeën van de Verlichting met vuur en terreur door Euro-pa verspreid? Leidde de Romantiek als stroming niet tot fascisme? Waar doe je in godesnaam goed aan? (De laatste tijd denkt hij vaker aan Europa. Over wat je daar kan zeggen wat je hier niet kan zeggen. Maar die gedachtes mogen niet lang: hij is bang voor de vloedgolf van hoop en dat hij daaruit niet boven kan komen. Dus dan probeert hij steeds snel aan iets anders te denken.) Hij ziet het beroemde schilderij van Delacroix voor zich. De Vrijheid leidt het volk. ‘Het lijkt nauwelijks over verheven idealen en meer over lage lusten te gaan.’ Hij denkt dat hij die zin ergens heeft zien staan. Moet hij dat weten? Morgen zijn de examens en hij is te laat begonnen met leren. Hij heeft boven de boeken gehangen, maar bij alles wat hij leest, gaan zijn gedachtes steeds alle kanten op, en dan weet hij later niet meer wat in het tekstboek had gestaan en wat hij erbij bedacht heeft. Dat is al zijn hele leven een ding. Al dat denken. Al die grootse idealen en verhalen en principes, zijn ze niet oneindig klein, lachwekkend, krachteloos, vergeleken bij de overweldigende aantrekkingskracht die er tussen twee mensen kan bestaan? Heeft hij die vraag ook ergens zien staan? Was Schrödingers kat niet het bewijs dat we er alleen zijn als we gezien worden? Is dan niet het denken, maar het opmerken van de ander – die ons ook weer opmerkt – het bewijs van ons bestaan? Het is elkaar zien, verliefd zijn en bewonderen, en alle rest is ruis. Hij is ook op iemand verliefd. Maar hij kan niet zeggen op wie. Hij kan dat niet zeggen.

Natuurlijk is ook de oorlog afleidend, maar daarom zijn de staatsexamens ook twee maanden verplaatst, dus dat is nu geen excuus meer. Hij is te laat begonnen met leren en het is nu diep in de nacht. Als hij morgen niet boven een bepaald aantal punten haalt, dan kan hij niet naar het conservatorium, kan hij niet gaan studeren, moet hij misschien zelfs het leger in. En hij gaat het niet halen. (Heel kort denkt hij nog even aan Europa en dan gauw weer niet.) De toekomst valt in stukjes uit elkaar. Wat een vreemde rust geeft dat, denkt hij, als je zo je dromen los moet laten. Zou dit overgave zijn? Zou dit geloven zijn?

Toch schrikt hij de volgende dag wakker. Te laat. Door zijn wekker heengeslapen. Waanzinnig oneindig door zijn wekker heengeslapen. Hij rent z’n kamer uit, de hal door, de deur door, de straat op, de straat uit, de examens zijn al drie uur voorbij, hij rent vrienden voorbij, de deur van de school is gesloten. ‘Heb je het niet gehoord?’ ‘Wat?’ ‘Er zijn geen examens vandaag.’ ‘Wat?’ Koude handen. ‘Het leger heeft vannacht de weg naar Hama afgezet. De examens zijn nooit gekomen.’

4.

De eerste keer dat je de Libanese zangeres Fairuz hoorde zingen ontploften in je hoofd alle kleuren. Jij bent acht. Zij is een christen. Ze gaat naar de hel. Je bent zo ontzettend verdrietig voor haar.

Op het conservatorium in Homs zijn nog maar weinig docenten. De meesten zijn terug naar Rusland gegaan. Op een dag tijdens solfège laat een docent zo’n harde scheet dat iedereen denkt dat het een bomaanslag is. Jullie moeten zo hard lachen dat je bang bent dat jullie stikken. Je was met je vriend, maar ik weet niet waar hij nu is, dus voor de zekerheid noem ik zijn naam niet.

Uiteindelijk werd het onhoudbaar. Vertrok je naar Turkije en vandaar naar Europa en halverwege de zee sloeg jullie rubberboot om. Iemand is je moeder komen vertellen dat je bent doodgegaan. Maar ze geloofde hem niet. Ze gelooft het nog steeds niet. Elk jaar na ramadan koopt ze nieuwe kleren voor je.

Joeri Vos (1981) is een Nederlandse acteur, toneelschrijver en regisseur. Sinds 2017 is hij artistiek leider van muziektheatergezelschap de Veenfabriek.

Meer van deze auteur