Men blijft alleen met het werk van zijn handen,
Het is voor een ander, een onbekende bestemd.
Of ben ik die vreemde, hier, op een dag die nog komt,
Een nacht die mijn ogen voorgoed heeft gesloten
En opendoet op deze plaats, voorvaderlijk, een plek
Die mij heeft uitgewist om ons beter te zien?

‘Klamp je vast aan je wanhoop en zing ons die kramp.’

Maar nu, vandaag, is er niemand, ook ik niet, niemand
Die kalm de kamer binnenkomt en glimlacht en knikt,
Niemand met wie ik de liefdesaffaire, de moeite deel
Van een maken dat morgen mijn ouderdom overtreft.
Ik ben zestien en denk aan de dood en schrijf straf
Duizendmaal: hoe maak ik meteen met dat eind een begin.

Leonard Nolens (1947) is een Vlaams dichter en dagboekschrijver.

Meer van deze auteur