Aan gene zijde klotst de zee,
er drijven niemandsboten,
bloot glijdt uit textiel, vliegers
deinen tegen het azuur,
een negerjongen slijt zijn ijs,
naast je gaapt een lijf, je zit
erbij en graait ernaar

overpeinst de fietser
op een Zeeuwse dijk,
de zuidwester staat.