geen bomen zie je hier een hond weg jij
lage granieten huisjes
de goot komt aan je kin
aan de zuidkant een deur twee raampjes
de luiken grijs geverfd
ze rammelen in de wind
aan de noordkant een blinde muur
met de rug staan ze naar zee
in dor gras een paar palen waaraan ooit de netten hingen
om drie uur in de nacht opstaan
in de baai zwarte bootjes bij natte zwarte rotsen
af en toe slaat een golf erop en eroverheen
urenlang vissen werken tot laat in de natte nacht
overdag legden de kinderen de blinkende vissen op dak
sloegen met stokken naar de meeuwen weg jij weg jij
vissers zie je hier niet meer
en de kinderen zijn verdwenen weg jij weg jij
de meeuwen niet de meeuwen zijn blijven cirkelen
maken ontelbare witte vlekken
de zee is blijven ruisen
en donderjagen en de wind
waait stevig door
weg jij weg jij weg