Hij oogt nog jong, want zoveel fietsen is
een bron van goede aders en gedichten.
Twee humorhaakjes om zijn mond, er schichten
notenbalklijntjes bij zijn vensternis.

Nu gaat hij weg: een tijdelijk gemis.
Zonder vergaderingen, taaie plichten
gaat hij zich vast meer op het dichten richten
en het museum toont straks weer zijn beeltenis.

Zijn vrouw is een geheim. Men kent haar niet.
In zijn gedichten brengt hij haar in diskrediet,
spreekt van verlangen naar een zachte, jonge elf.

Ik snap het wel, dat is juist zijn intentie,
want zo vermijdt hij ongewenste concurrentie.
Zijn schat houdt hij behoedzaam voor zichzelf.